2/b Kalmthout
In 1946, één jaar na WO II, stierf mijn zuster Lutgarde aan de gevolgen van een amandel- en poliepenoperatie tijdens de oorlog en het gevolg van een tekort aan medicijnen en zorg. Ze was amper acht jaar…
--
In het Kalmthoutse lager onderwijs maakte ik al iets speciaals mee. De zes leerjaren werden nl gegeven door drie onderwijzers, die elk twee leerjaren onder zich hadden in eenzelfde klaslokaal. Toen ik en mijn medeleerlingen van het eerste jaar naar het tweede moesten verhuizen, bleken er in het eerste jaar zoveel nieuwe leerlingen te zijn bijgekomen, dat er niet genoeg plaatsen meer waren in dat lokaal. Om dat probleem op te lossen mochten de negen besten van de klas meteen van het eerste studiejaar naar het derde overstappen. Dat was geen lachertje, want dat eerste jaar hadden we, bij een mevrouw Aerts, niet veel geleerd en konden de meesten nog steeds niet fatsoenlijk lezen of schrijven. Dat probleem was snel opgelost, want het derde (én vierde leerjaar) werd gegeven door ene meester Brughmans, die niet aarzelde om ons een draai om de oren te geven of een lat de klas in te smijten. Vanaf dat jaar zouden de eerste drie plaatsen steeds worden ingenomen door drie ‘overstappers’: Frank Smout, Marcel Van Mol en ikzelf. Eén keer ben ik de eerste geweest. Men had me thuis een nieuwe fiets beloofd als ik dat klaar speelde en toen heb ik eens echt ‘geblokt’, wat toen op die leeftijd normaal niet gebeurde. De fiets kreeg ik wel, maar pas enkele jaren later!
---
Na het zesde studiejaar liet men mij inschrijven in het college van de paters Redemptoristen in Essen, op de ‘Rauwmoershoeve’, in de omgang de ‘Rommeshoef geheten’. Daar vond ik Frank Smout terug. Normaal hadden we eerst het voorbereidende jaar moeten doen, maar meester Nijs, de onderwijzer van het vijfde en zesde leerjaar (en tevens hoofdonderwijzer) in Kalmthout, had gezegd dat we de zesde Latijnse best aankonden zonder voorbereidende. Dat was feitelijk dan al de tweede keer dat we een jaar oversloegen. We konden volgen, ja, maar bij de eersten zijn was er niet meer bij. Frank Smout stopte ermee na de vierde Latijnse en ging in Antwerpen handel studeren. Ik stopte na de derde o.w.v. problemen met wiskunde – meer bepaald algebra - maar ook omdat vaders zaak failliet was verklaard.
In het college heb ik ook drie jaar in het orkest gespeeld als tweede klarinet. Wij speelden er lichte klassiek zoals bv de Blauwe Donau, Anchors Away en Humoresk. Ik heb dat later niet meer kunnen doen, omdat de klarinet eigendom was van het college en wij op dat ogenblik geen geld hadden er zelf een te kopen.
---
Nadat men bij ons alles weggehaald had, had vader de schoenenzaak – winkel en werkplaats –van zijn vader overgenomen. Hij werkte er met drie gasten, echte schoenmakers die niet alleen schoenen konden repareren, maar ook aanmaken. Toen er na WO II schoenfabrieken kwamen, kon hij daar niet tegen concurreren en ging zijn zaak failliet. De tweede tegenslag in zijn leven.
Ik zou eerst nog even proberen aan een marconistenschool in Brussel (!) en daarna, op vraag van Heeroom, terug de derde Latijnse doen in Vriesdonk, maar dat werd niets meer en ik besloot dan maar te gaan werken. Eerst als jongste bediende bij het expeditiekantoor Deroo & Hall in de Lange Nieuwstraat in Antwerpen, waar men mij 150 Bfr (6 euro) per maand betaalde en daarna bij Vacuum Cleaner, een schoonmaakbedrijf, waar ik zo’n 20 Bfr (0,50 euro) per uur kreeg. Dat laatste bleef ik doen tot ik in januari 1960 mijn militaire dienst moest gaan vervullen.
|