In mijn blog van 5 dezer (‘Corona-exit stap 1’) had ik het reeds over de noodzaak van ‘re-shoring’, t.t.z. het weer naar hier brengen van een deel van onze industrie, die naar het buitenland was overgebracht. Dit geldt evenwel niet voor de voedselproductie, die in deze coronatijden opmerkelijk goed is blijven draaien op wereldvlak. Dat er hier en daar bij ons tekorten waren, was niet omdat er een tekort aan was – er was meer dan genoeg – maar het gevolg van een plots algemene hamsterwoede. Van zekere producten, zoals vlees, vis en aardappelen is er zelfs een overschot, te wijten aan de sluiting van cafés en restaurants. Ondanks alles bleef de aanvoer vrij normaal.
Wij kunnen in ons eigen kleine landje niet alles telen en wij hebben ook geen klimaat om op concurrentiële basis exotische producten voort te brengen. De voedingsindustrie, van het veld tot op de tafel, maakt 10% uit van de wereldeconomie en stelt ± anderhalf miljard mensen te werk. De totale bevolking van de wereld is sinds 1970 verdubbeld, maar de voedselproductie is verdrievoudigd. In dezelfde periode is het aantal mensen dat voedsel tekort had, gedaald van 36 naar 11%. De export van voedsel is wereldwijd verzesvoudigd. 80% van de bevolking leeft voor een deel vandaag van voedsel dat is ingevoerd en waarvan een deel hier bij ons niet geteeld kan worden of waarvan de productie niet concurrentieel zou zijn.
We moeten dan ook zien dat we het kind niet met het badwater wegwerpen. Voedsel is voor vele ontwikkelingslanden een eerste noodzaak. Hoe vlotter men daar de allernoodzakelijkste voeding krijgt, hoe minder wij hier straks weer moeten inspringen via allerlei organisaties die niet altijd even transparant werken.
|