Plakkaat van Verlating / Verlatinghe
26 Juli 1581 In de Staten-Generaal Integrale vertaling naar modern Nederlands.
De leden van de Staten-Generaal van de Verenigde Nederlanden groeten allen, die dit zullen zien of horen voorlezen, en laten weten:
Het is aan ieder bekend dat een vorst, als dienaar van God, geacht wordt zijn onderdanen te beschermen tegen alle onrecht, overlast en geweld, zoals een herder zijn schapen beschermt. De onderdanen zijn niet door God geschapen om de vorst in alles wat hij beveelt onderdanig te zijn en hem als slaven te dienen. De vorst regeert bij de gratie van zijn onderdanen en moet met recht en reden over hen regeren, hen beschermen en liefhebben zoals een vader zijn kinderen liefheeft en zoals een herder met hart en ziel zijn schapen beschermt. Als een vorst zijn plichten niet nakomt, maar, in plaats van zijn onderdanen te beschermen, hen probeert te onderdrukken als slaven, dan is hij geen vorst, maar een tiran. In dat geval mogen zijn onderdanen, na beraadslaging in de Staten-Generaal, hem afzweren en een andere leider kiezen. Dit recht hebben zij te meer als ze hun vorst niet met vreedzame middelen van zijn tirannieke neigingen hebben kunnen genezen. In dat geval hebben ze geen andere middelen om hun natuurlijke vrijheid, waarvoor men zich met hart en ziel dient in te zetten, veilig te stellen. Daar* van zijn diverse voorbeelden bekend uit andere landen en andere tijden. In het bijzonder in ons land moeten onderdanen hun eigen vrijheid veiligstellen, aangezien zij hier altijd geregeerd zijn krachtens de eed die door de vorst bij zijn intrede wordt gezworen. De vorst wordt ook beëdigd onder de voorwaarde dat hij uit zijn ambt wordt ontheven in geval van schending van de eed.
De koning van Spanje heeft na het overlijden van keizer Karel V de Nederlanden geërfd. Hij heeft zich niets aangetrokken van de diensten, die hem door ons zijn bewezen. poor deze diensten heeft hij zeer loffelijke overwinningen op zijn vijand behaald, die hem in de hele wereld een grote naam hebben bezorgd. Hij heeft eveneens de vermaningen van de keizer in de wind geslagen en heeft daarentegen gehoor gegeven aan het bevel van de Spaanse Raad.
Deze Raad had niet de macht om over deze landen te regeren, zoals over de koninkrijken Napels, Sicilië en andere, die onder gezag van de koning staan; maar aangezien de meeste leden van deze Raad de rijkdom en macht van ons land kenden, stonden ze afgunstig tegenover ons en hebben ze de macht naar zich toege*trokken. De Spaanse Raad (of enkele van de belangrijkste leden) heeft de koning verscheidene malen voor ogen gehouden dat het voor zijn reputatie en waardigheid beter is ons land te veroveren, ten einde als absoluut vorst te kunnen regeren, hetgeen betekent: onderdrukken. Dat zou, volgens de Spaanse Raad, beter zijn dan te moeten regeren met de beperkingen die hij zich op grond van zijn eed moest opleggen. De koning heeft het bevel van de Spaanse Raad opgevolgd en heeft ons land beroofd van de onaf*hankelijkheid en overgeleverd aan de slavernij, onder het gezag van de Spanjaarden.
De koning heeft eerst, zogenaamd om de Hervorming terug te dringen, in de belangrijkste en machtigste steden nieuwe bisschoppen willen aanstellen; hij heeft hun de rijkste abdijen willen schenken en negen kanunniken aan hen willen toevoegen, die deel zouden uitmaken van zijn Raad en van wie er drie belast zouden worden met de inquisitie. Door deze incorporatie zouden de bisschoppen, die zowel buitenlanders als Nederlanders mochten zijn, de belangrijkste zetels hebben ingenomen in de Staten-Generaal. Bovendien zouden ze geheel en al de koning hebben gehoorzaamd en gediend.
De Spaanse inquisitie is hier, zoals iedereen weet, altijd een verschrikking geweest. Vandaar dat de keizer deze destijds op ons verzoek heeft afgeschaft, waaruit blijkt dat hij zijn onderdanen liefhad. Diverse remonstranties, die door afzonderlijke steden en provinciën, alsook door enkele vooraanstaande heren, namelijk Montigny en Egmond (die door de hertogin van Parma, destijds regentes, op aanraden van de Raad van State en de Staten-Generaal diverse keren naar Spanje werden gezonden) mondeling werden ingediend, hebben niets geholpen. Hoewel de koning van Spanje zelf goede hoop had gegeven dat hij hun verzoeken zou inwilligen, heeft hij kort daarna via brieven de bisschoppen bevolen de bisdommen en abdijen in bezit te nemen, de inquisitie in te stellen en de ordonnantie van het Concilie van Trente op te volgen. Deze ordonnantie is in vele opzichten strijdig met de privileges van dit land.
Toen dit alles het volk ter ore kwam, ontstond er grote beroering en nam de genegenheid af die men als goede onderdanen steeds gevoeld had voor de Spaanse koning en diens voorgangers. Dit was in het bijzonder het gevolg van het feit dat hij niet alleen de bevolking onderdrukte, maar zich bovendien schuldig maakte aan geloofs*vervolging. Terwijl het volk juist altijd heeft gemeend dat men zich in dezen slechts tegenover God behoeft te verantwoorden.
Uit mededogen met het volk hebben de meest vooraanstaande edelen in 1566 een remonstrantie aangeboden, waarin zij de koning verzoeken om een gematigder optreden, in het bijzonder ten aanzien van de geloofsvervolging, ten einde een opstand van het volk te voorkomen. De edelen hoopten dat hij op die manier als een goedertieren vorst de liefde en genegenheid voor zijn onderdanen zou tonen. Ten einde de koning duidelijk te maken hoe noodzakelijk het was voor ons welzijn en de rust in het land om dergelijke maatregelen achterwege te laten en de geloofsvervolging af te zwakken, hebben de hertogin van Parma, de Raad van State en de Staten-Generaal twee gezanten naar Spanje afgevaardigd, namelijk de markies van Bergen en de baron van Montigny. In plaats van gehoor te geven aan het protest en de nood te lenigen heeft de koning, daartoe opgeruid door de Spaanse Raad, de personen die de remonstrantie hebben ingediend, beschuldigd van majesteitsschennis. Bovendien heeft hij in de veronderstelling verkerend dat hij ons land door de macht van Alva geheel en al had onderworpen de genoemde gezanten gevangen genomen, gedood en hun bezittingen onteigend. Dit alles druist in tegen de rechten die zelfs door de meest wrede en tirannieke vorsten worden geëerbiedigd.
De beroering die in ons land was ontstaan, was door toedoen van de genoemde regenten en hun aanhang in 1566 gesust. Velen, die zich hadden ingezet voor de onafhankelijkheid van dit land, zijn toen verjaagd of omgebracht. De koning had derhalve geen enkele reden om ons land aan te vallen. Toch wilde hij alle privileges van het land vernietigen en streefde hij ernaar als een tiran te kunnen heersen over dit land, zoals hij ook doet in Indië en in andere landen die hij onlangs heeft veroverd. Daarom ook heeft hij de hertog van Alva met een groot leger naar hier gestuurd.
Deze Alva is berucht wegens zijn wreedheid en is een van de grootste vijanden van dit land. Bij zijn komst werd hij vergezeld door een aantal gelijkgezinden die als adviseurs moesten dienen. Uit dit alles blijkt dat de koning weinig genegenheid voelt voor zijn goede onderdanen en handelt in strijd met de verplichtingen die hij als vorst, beschermer en herder dient na te komen. Al is hij hier eervol ontvangen door de arme inwoners, die van hem niets dan goedertierenheid verwachtten, zoals de koning dikwijls in zijn brieven had geveinsd; al had de koning de bedoeling om tot ieders genoegen in alles orde op zaken te stellen; ook al was er bij het vertrek van de hertog van Alva uit Spanje een vloot in gereedheid gebracht om hem uit te leiden en een in Zeeland om hem te verwelkomen (wat het land veel geld heeft gekost), ten einde de onderdanen te misleiden. Toch heeft de hertog, die een vreemdeling is en niet van koninklijken bloede, terstond na zijn komst verklaard dat de koning hem benoemd had tot bevelhebber en landvoogd, hetgeen tegen de privileges en tradities indruist. Hij heeft zijn voornemens voldoende duidelijk gemaakt door terstond de belangrijkste steden en
01-04-2018, 13:49
Geschreven door Wilhelmson
|