Dinsdag 7 mei 2024 was het – dag op dag – 200 jaar geleden dat in Wenen de première doorging van Van Beethovens negende en laatste symfonie. De eerste acht daarvoor had hij geschreven en uitgegeven op 12 jaar tijd. Het zou twaalf jaar duren vóór Van Beethoven zijn negende, waaraan hij twee jaar had gewerkt, uitgaf. De reden daarvoor was dat de achterkleinzoon van de bakker uit Mechelen, die Ludwig Van Beethoven was, al bij het schrijven van zijn vijfde en zesde symfonie stillaan doof werd en hij tien jaar na zijn achtste – toen hij potdoof was - pas zijn negende begon te schrijven, nadat hij daarvoor een aanzoek had gekregen van het Britse Koninklijke Hof onder koningin Victoria. Zijn negende zou het meesterwerk onder zijn meesterwerken worden, met daarin – voor de allereerste keer in de geschiedenis van de klassieke muziek – een koor dat een boodschap aan de wereld bracht met de ‘Ode an der Freude’ van Friedrich Schiller (Alle Menschen werden Brüder’), een hymne die nu ook de hymne is van de Europese Unie is geworden.
Ludwig ‘Van’ Beethoven was geen Duitser – Duitsland bestond nog niet bij zijn geboorte in 1770 - maar een Duitstalige Brabander, geboren uit een Vlaams-Brabantse vader en een Duitstalige moeder, die in het Duits werd grootgebracht. Zijn geniale muzikaliteit had hij geërfd van zijn grootvader Louis, een zoon van de bakker uit Mechelen waar die afstudeerde aan het conservatorium en zijn hele leven in de muziek bleef, de laatste elf jaar als Kapelmeister in Bonn, dat toen in het keurvorstendom Keulen lag dat onder de Habsburgers ressorteerde. Toen Keizer Jozef II (de ‘Keizer Koster’) diens jongste broer als nieuwe keurvorst van Keulen benoemde, kreeg Ludwig Van Beethoven de kans in Wenen te geraken.
|