‘Wanneer een land een inkomstenbron heeft, die niet het gevolg is van echte economische vooruitgang, voelt het ook geen nood aan hervormingen en loopt het eigenlijk achterstand op’.
Bovenstaande vaststelling noemt men in de economie ‘De Hollandse ziekte’. Geen verwijzing naar de spreekwoordelijke zuinigheid van onze noorderburen, maar naar de plotse winsten die Nederland in de jaren 1970 maakte uit aardgas. Wanneer een land een inkomstenbron heeft, die niét het gevolg is van echte economische vooruitgang, voelt het ook geen nood aan hervormingen en loopt het achterstand op.
Dat is ook zo met Wallonië, waar men niet rekent op aardgas of iets dergelijks, maar op Vlaanderen. Men zou het ‘De Waalse ziekte’ kunnen noemen, waarbij Wallonië elk jaar op Vlaanderen kan rekenen via de miljardentransfers die er o.m. voor zorgen dat bv in Henegouwen meer dan 30% van de mensen tussen 22 en 64 jaar constant werkloos blijft. Op die manier vinden onze zuiderburen dat ze geen rampenfonds nodig hebben. Als het toch ergens fout loopt, zijn er nog steeds de Vlamingen. Die passen niet alleen financieel bij waar nodig, maar komen desnoods zelf een handje toesteken, zoals dat bij de Waalse overstromingen is gebeurd in Pepinster en Chaudfontaine. Vlaamse brandweermannen, wier korpsen in de getroffen gemeenten geen toestemming kregen om te komen helpen, gingen er tijdens het weekeinde persoonlijk een handje toesteken, wat de burgemeester van Chaudfontaine deed verklaren nog nooit zoveel Nederlands te hebben gehoord in zijn gemeente.
|