N.a.v. het Tv-debat van vrijdagavond tussen Bart De Wever en Meyrem Almaci, dat ik niet gevolgd heb, buiten dan het verslag binnen de Tv-journaals, heeft eerstgenoemde gezegd dat we ons in de eerste plaats zullen moeten aanpassen aan een extremer klimaat. Al wat er tot nu is fout gelopen, is zomaar niet te herstellen met een druk op een alarmknop (in het Deens hebben ze daar een mooi woord voor: ‘katastrofeblink’). Die uitleg is geen uitvinding van Bart, maar stond zo’n maand geleden al in de media en kwam van klimaattopman Patrick Verkooijen, die de leiding heeft van het nieuwe VN-instituut met de toepasselijke naam ‘klimaatadaptatie’, met hoofdkwartier in Rotterdam.
Het zou nl wel eens sneller fout kunnen gaan dan we denken en er is geen tijd meer om een keuze te kunnen maken tussen afremmen of aanpassen. We zullen beide moeten doen en als dat gebeurt zijn wij – en niet de nu betogende tieners en pubers - de scharniergeneratie. Wij moeten nu al bomen bij planten, terrassen en spaarbekkens aanleggen en dijken verhogen, aan de kusten kunstmatige eilanden aanleggen en, waar het klimaat het toelaat, mangrovebossen. Klimaat zal niet langer een sideshow zijn van de groenen, maar harde economie worden.
Feitelijk geldt deze redenering ook voor een deel voor wat de energiebevoorrading betreft. We zullen nog ettelijke jaren verder moeten met wat we nu hebben en zeker niet afhankelijk mogen worden van één soort. Dat geldt zowel voor de herbruikbare stroom als voor de kernenergie. Men stapt er allemaal heel gemakkelijk over, maar vergeet dat we ondertussen steeds meer energie zullen nodig hebben, zeker als we ons wagenpark ooit elektrisch aangedreven willen zien en onze huizen verwarmd. De tijd dat er miljarden euro werden weggegeven aan subsidies voor zonnepanelen, waar we in de winter geen optimaal rendement van krijgen, is gelukkig voorbij. Dat geld nu gaan weggeven aan auto’s die voor de meesten onder ons onbetaalbaar blijven, is echter evenmin een valabel alternatief. We zullen letterlijk moeten leren ‘rijden en omzien’, zoals de volksspreuk zegt.
|