
Geraardsbergen, of Giesbaargen, dankt haar ontstaan, aan het einde 11de eeuw, aan haar gunstige ligging, nl. aan de oevers van de Dender en op de flanken van, in de tertiaire tijden gevormde getuigenheuvel, de Oudenberg. Na de verdeling van het Rijk van Karel de Grote werd de Dendervallei langdurig betwist ten gevolge van onderlinge onenigheden tussen de graafschappen van de Brabantgouw, Henegouwen en Vlaanderen: de streek wordt daarom ook Terre des Débats of het Debattenland genoemd. Tussen 1035 en 1067 lijfde Boudewijn V, graaf van Vlaanderen, het gebied tussen de Schelde en Dender, dat deel uitmaakte van het Duitse Keizerrijk voorgoed in bij het graafschap Vlaanderen.
Om dit gebied te verdedigen tegen mogelijke invallen, wilde zijn zoon Boudewijn VI een versterkte stad bouwen op de meest strategische plaats van zijn gebied: het grenspunt tussen Brabant, Henegouwen en Vlaanderen. Daarvoor kocht hij in 1068 van Gerard, heer van Hunnegem, een vrijgoed, gelegen aan de Dender en aan de heuvel. In de omgeving van de Frankische nederzetting Hunnegem, met haar aan Onze- Lieve- Vrouw toegewijd Romaans parochiekerkje, stichtte de graaf van Vlaanderen in 1068 een burcht waarrond de stad Geraardsbergen zich ontwikkelde. Om een nieuwe bevolking naar dit grenspunt te lokken, kende hij aan alle inwoners, voor die tijd, ongewone voorrechten toe, zoals de persoonlijke vrijheid. Dit alles legde hij vast in de KEURE VAN GERAARDSBERGEN, het oudste charter van Vlaanderen, en tweede oudste van het huidige België.
De Waalse stad (Huy) Hoei had reeds een charter. Aangezien haar naam Geraardsbergen wordt onze stad ( stede ) meestal als een mannelijk woord beschouwd. We gaan dan ook spreken van Geraardsbergen zijn inwoners. Ook de rivier de Dender wordt als mannelijk beschouwd. De Dender met zijn oude sluizen en snel stijgend water.
|