Initiatiefnemers Arjen Speksnijder, Christine van Reeuwijk, Rino Nieuwelink, Marijke Nieuwelink-Bos, Rico Landman, Guido den Broeder, Piet van Reeuwijk, Tonnie van Reeuwijk-van Tilburg, Jaap van Reeuwijk en Heidy van Reeuwijk-den Braven. (1)
stellen vast dat (2) :
het 40 jaar geleden is dat de Wereld Gezondheidsorganisatie ME classificeerde als neurologische ziekte;
Nederland de internationale ontwikkelingen op dit gebied niet of nauwelijks heeft gevolgd;
Nederland geen geld beschikbaar stelt voor biomedisch onderzoek naar ME;
ME-patiënten in Nederland voortdurend op onbegrip en willekeur stuiten bij het verlenen van zorg en ondersteuning
en verzoeken de Commissie VWS van de Tweede Kamer der Staten-Generaal bij te dragen aan de realisatie van :
een diagnostisch protocol voor Myalgische Encefalomyelitis (ME);
aandacht voor ME in de opleiding en in de nascholing van artsen;
onderzoeksgelden voor biomedisch onderzoek naar ME én voor onderzoek naar het beloop en de gevolgen van ME;
beschikbaarheid in Nederland van testen en behandelingen die in het buitenland tot goede resultaten leiden;
uitbreiding van de bevoegdheid van de Commissie Gelijke Behandeling naar de terreinen zorg en sociale zekerheid, met ME als aandachtspunt;
een expliciet verbod aan zorgverleners en beoordelaars op het stellen van bovenwettelijke voorwaarden aan ME-patiënten, zoals bv. dat zij gedragstherapie moeten volgen alvorens zij in aanmerking komen voor hulpmiddelen of ondersteuning;
volwaardige participatie van patiënten bij de uitwerking van de bovengenoemde punten en het adequaat faciliteren daartoe van de patiëntenorganisaties.
(1) - Deze petitie is opgesteld en verzorgd door de stichting ErkenME : www.erken-me.nl (2) - voor de volledige toelichting cfr. : www.erken-me.nl
Interstitiële cystitis is een aandoening van de urinewegen die zelden voorkomt, maar die wel aanzienlijke gevolgen heeft. Het is een chronische ontstekingsziekte ter hoogte van de blaas (het is geen ontstekingsziekte en mag dus niet verward worden met klassieke bacteriële cystitis.
De blaas is een orgaan wat helemaal onder in het bekken ligt, bij de vrouw tussen baarmoeder en schaambeen, bij de man tussen endeldarm en schaambeen. De blaas dient als opslagruimte voor urine en als uitdrijforgaan voor urine. Normaal gebeurt dit tussen de 4 en 8 keer op een dag. Bij cystitis interstitialis is sprake van een ernstige ontsteking van het blaasslijmvlies. Het lijkt wel wat op een ’gewone’ blaasontsteking ('bacteriële cystitis'), maar cystitis interstitialis wordt niet veroorzaakt door een bacterie. Daarom helpen antibiotica ook niet of kortdurend. De eigenlijke oorzaak is onbekend. Misschien is het lichaam’s eigen afweersysteem ziek en wordt zodoende eigen blaasweefsel "aangevallen". Misschien is er iets mis met de beschermende slijmlaag van de blaaswand, waardoor allerlei stoffen in de urine de blaaswand veel meer irriteren dan normaal. Kortom de precieze oorzaak en het werkingsmechanisme zijn niet bekend. Maar u zit met de klachten en daar moet wat aan gebeuren.
Belangrijk
Ook al weten we niet wat de oorzaak is, we weten wel dat het geen kanker is. Cystitis interstitialis is een goedaardige aandoening, waar mensen niet aan dood gaan, maar die wel zeer hardnekkig en heel langdurig kan zijn. Soms wordt de toestand zo onhoudbaar, dat patiënt en dokter besluiten dat de blaas operatief verwijderd moet worden. Zo iemand krijgt dan een urine stoma.
Cystitis interstitialis begint vaak als een blaasontsteking met pijn onder in de buik of in het kruis, een frequente aandrang tot plassen en vaak plassen.
Soms komt de ’blaasontsteking’ zo maar uit de lucht vallen, soms begint ze na een operatie (vooral operaties aan de baarmoeder worden nog al eens genoemd).
Antibioticakuren blijken weinig of niet te helpen : de klachten gaan niet over, integendeel ze worden langzaam maar zeker erger.
Meestal is het een stekende pijn onder in de buik, vaak ook stekend in de schede. Dit kan ook het vrijen heel pijnlijk, zo niet onmogelijk maken. Soms trekt de pijn naar de liezen of rug.
Dan begint ook op te vallen dat plassen de pijn verlicht en een opgelucht gevoel geeft.
Er is een duidelijke relatie tussen pijn en vaak plassen. Als ook ’s nachts het plassen met steeds kortere tussenpozen moet gebeuren ontstaat oververmoeidheid, wanhoop en vloeien er tranen.
Reizen en bezoekjes zijn nauwelijks meer mogelijk, winkelen wordt beheerst door de vraag : ’waar is het volgende toilet ?’.
Soms doet de patiënte in wanhoop een luier om : ’dan loopt het maar weg’. Soms zetten ze een emmertje in de auto, zodat niet om de haverklap gestopt hoeft te worden.
Van pijn kun je zo niet gek, dan zeker wel wanhopig worden. Zeker als de diagnose niet gesteld wordt. Sommigen patiënten komen zelfs bij een psychiater terecht. Daarom is een juiste diagnose zo belangrijk : dan weet u en uw omgeving dat de hoofdoorzaak van alle klachten beneden in de blaas zit en niet boven ’tussen de oren'.
Het stellen van de diagnose
Voor er iets kan gedaan worden, moet eerst de diagnose met zekerheid gesteld worden.
Bijna altijd komt iemand met verdenking op cystitis interstitialis bij een uroloog terecht (een uroloog is een chirurgisch specialist van nieren, urinewegen, blaas en geslachtsorganen).
Om de diagnose te kunnen stellen zullen er een aantal onderzoeken moeten gebeuren, ook al om andere aandoeningen die soortgelijke klachten kunnen geven uit te sluiten.
Behalve een lichamelijk onderzoek worden meestal ook urine en bloed onderzocht. Vaak zal gevraagd worden een zogenaamde 'plaslijst' bij te houden, waarop u 24 uur lang noteert wanneer en hoeveel u plast. Er zal ook een inwendig onderzoek nodig zijn van de plasbuis en de blaas (een 'cystoscopie' – cfr. : www.urologiebrugge.be/brochures/brochure%20cystoscopie.doc -).
Bij een urodynamisch onderzoek – cfr. : http://www.amc.nl/index.cfm?pid=1654&char=U&contentitemid=191&itemid=92 - wordt een dun slangetje via de plasbuis in de blaas gebracht, waarbij de blaas met warm water wordt gevuld en dus eigenlijk het normale plassen wordt nagebootst. Door druk- en volumemeting kan de dokter dan vaststellen hoeveel vocht uw blaas kan bevatten, wanneer u aandrang en/of pijn voelt en of er ook blaaskrampen zijn.
Pas als een aantal bevindingen positief zijn en een aantal andere oorzaken uitgesloten zijn, kan de diagnose cystitis interstitialis gesteld worden.
Hoeveel mensen met Cystitis Interstitialis zijn er ?
Cystitis Interstitialis is eigenlijk al heel lang bekend als ziektebeeld. Het is vooral de naam van Dr. Hunner, een chirurg in Boston, die aan het blaaspijnsyndroom verbonden is (hij beschreef het ziektebeeld al in 1915). Het komt in de hele wereld voor. Over het aantal mensen dat eraan lijden is nog steeds weinig bekend.
In 1994 organiseerde het Academisch Ziekenhuis Groningen een enquête onder urologen over cystitis interstitialis. Men stelde vast dat vrouwen 10-maal zo vaak door cystitis interstitialis getroffen dan mannen (de aandoening komt onder mannen blijkbaar nauwelijks voor). Per 100.000 vrouwen zijn er 6 tot 18 cystitis interstitialis patiënten, wat betekent dat er in Nederland zo'n 500 tot 1500 cystitis interstitialis patiënten zijn of beter gezegd daadwerkelijk klachten hebben én behandeld worden door een uroloog. Patiënten die eerder behandeld waren en daarna 'klachtenvrij' was of met een stoma geholpen komen niet in die cijfers voor en die groep mag ongeveer even groot geschat worden en dan spreken we dus toch al gauw van een 1000 tot 3000 patiënten !
Verhoogde periodieke EEG-activiteit vastgesteld tijdens de non-REM-slaap
Verhoogde periodieke EEG-activiteit vastgesteld tijdens de non-REM-slaap
Cyclic alternating pattern (CAP)
De non-REM-slaap ('slow wave sleep' of 'trage slaap') wordt gekenmerkt door een geleidelijke vertraging van de hersengolven, hetgeen belangrijk is voor het inslapen.
Deze periode wordt in 4 stadia verdeeld : sluimer, inslaap, slaap en diepe slaap. Met name fase 3 & 4 van de Non REM-slaap zijn het meest belangrijk voor ons biologisch herstel en dan vooral van de hersenen zelf. Men heeft een een verhoogde periodieke EEG-activiteit vastgesteld tijdens de non-REM-slaap ('cyclic alternating pattern (CAP)' die de slaapkwaliteit hypothekeert en de fibromyalgie-symptomen verergert !
Cyclic alternating pattern (CAP) - A new marker of sleep alteration in patients with fibromyalgia ? Rizzi M, Sarzi-Puttini P, Atzeni F, Capsoni F, Andreoli A, Pecis M, Colombo S, Carrabba M, Sergi M, Center for Sleep and Respiratory Disorders, Rheumatology Unit, University Hospital L. Sacco, Milan, Italy - J Rheumatol. 2004 Jun;31(6):1193-9 - PMID: 15170935 Objective In the dynamic organization of sleep, cyclic alternating pattern (CAP) expresses a condition of instability of the level of vigilance that manifests the brain's fatigue in preserving and regulating the macrostructure of sleep. We evaluated the presence of CAP in patients with fibromyalgia (FM) compared to healthy controls. Methods Forty-five patients with FM (42 women) were studied and compared with 38 healthy subjects (36 women) matched for age, sex, and body mass index. Entry criteria were diagnosis of FM according to 1990 American College of Rheumatology criteria; willingness to participate in the study; and having no other diagnosis of autoimmune, neoplastic, or other possible causes of secondary diffuse musculoskeletal pain. Patients in the study underwent polysomnography recordings and a sleep questionnaire. Hypersomnolence was evaluated according to the Epworth Sleepiness Scale. Results FM patients had less sleep efficiency (sleep time/time in bed) than controls (79 +/- 10 vs 89 +/- 6; p < 0.01), a higher proportion of stage 1 non-rapid eye movement (non-REM) sleep (20 +/- 5 vs 12 +/- 5; p < 0.001), and twice as many arousals per hour of sleep (9.7 +/- 3.3 vs 4.1 +/- 1.9; p < 0.01). The CAP rate (total CAP time/non-REM sleep time) was significantly increased in FM patients compared to controls (68 +/- 6% vs 45 +/- 11%; p < 0.001). CAP rate seemed to correlate with the severity of clinical symptoms in FM patients (tender points index; p < 0.01) and with less efficiency of sleep (p < 0.01). Conclusion The increase of CAP rate indicates a worse quality of sleep in patients with FM. These data are strongly correlated to the severity of symptoms. Cfr. : http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/15170935
The cyclic alternating pattern (CAP) demonstrates increased sleep instability and correlates with fatigue and sleepiness in adults with upper airway resistance syndrome Guilleminault C, Lopes MC, Hagen CC, da Rosa A, Stanford University Sleep Medicine Program, Stanford, CA 94305, USA : cguil@stanford.edu - Sleep. 2007 May 1;30(5):641-7 - PMID: 17552380 Objective To clarify the relationship between sleep instability and subjective complaints in patients with upper airway resistance syndrome (UARS). Methods Thirty subjects (15 women) with UARS and 30 age- and sex-matched controls in a prospective, single-blind, case-control study. Blinded cyclic alternating pattern (CAP) electroencephalogram analysis and scales of fatigue and sleepiness were completed. Analysis Mann-Whitney U tests for independent, nonparametric variables between groups and chi2 tests for nonparametric variables with defined standard values. Results Patients with UARS had significantly more complaints of fatigue and sleepiness, compared with controls, demonstrated on their Fatigue Severity Scale (P < 0.001) and Epworth Sleepiness Scale (P < 0.001). By design, the mean apnea-hypopnea index was normal in both groups, whereas the respiratory disturbance index was greater in patients with UARS than in those without (14.5 +/- 3.0 vs 9 +/- 5.2, respectively [P < 0.001]). CAP analysis demonstrated abnormal non-rapid eye movement sleep with abnormally increased CAP rate, electroencephalogram arousals, A2 index, and A3 index. Decreased A1 index in controls was consistent with their more normal progression of sleep. CAP rate correlated with both the Epworth Sleepiness Scale (r = 0.38, P < 0.01) and the Fatigue Severity Scale (r = 0.51, P < 0.0001) and there was a positive trend between the Fatigue Severity Scale and phase A2 index (r = 0.29, P < 0.05). Conclusion Compared with age- and sex-matched controls, patients with UARS have higher electroencephalogram arousal indexes and important non-rapid eye movement sleep disturbances that correlate with subjective symptoms of sleepiness and fatigue. These disturbances are identifiable with sensitive measures such as CAP analysis but not with traditional diagnostic scoring systems. Comments Also cfr. the comments on this article : - Cyclic alternating pattern (CAP) in the electroencephalogram - What is its clinical utility ? Thomas RJ, Division ofPulmonary, Critical Care and Sleep Medicine, Beth Israel Deaconess Medical Center, Boston, MA 02215, USA : rthomas1@bidmc.harvard.edu - Sleep. 2007 May 1;30(5):553-5 - PMID: 17552369 Cfr. : http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/17552369?ordinalpos=1&itool=EntrezSystem2.PEntrez.Pubmed.Pubmed_ResultsPanel.Pubmed_Disco veryPanel.Pubmed_RVAbstractPlus Whither the upper airway resistance syndrome ? Johnson NT, Pacific Sleep Center, Edmonds, WA 98026, USA : noel-johnson@hotmail.com - Sleep. 2008 Jan 1;31(1):14-5 - PMID: 18220073 - PMCID: PMC2225556 Cfr. : http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/18220073?ordinalpos=2&itool=EntrezSystem2.PEntrez.Pubmed.Pubmed_ResultsPanel.Pubmed_Disco veryPanel.Pubmed_RVAbstractPlus Cfr. : http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/17552380?ordinalpos=1&itool=EntrezSystem2.PEntrez.Pubmed.Pubmed_ResultsPanel.Pubmed_Disco veryPanel.Pubmed_Discovery_RA&linkpos=1&log$=relatedarticles&logdbfrom=pubmed
Slaapstoornissen
Hulpgids.nl
1. - Interne biologische klok
De meeste mensen brengen bijna een derde deel van hun leven slapend door, een zestigjarige heeft dus zo'n twintig jaar van zijn leven geslapen. Ondanks vele theorieën weten we nog steeds niet waarom slaap zo onmisbaar voor ons is. Men vermoedt dat een klein gebied in de hersenstam het slaap-waak ritme regelt. Er blijkt zoiets als een interne biologische klok te bestaan die ongeveer 24 uur duurt: een circadiane (circa = ongeveer; dies = dag) ritme, een één keer per dag terugkerend verschijnsel. Mensen die een tijd in een voor licht en geluid afgeschermde ruimte verblijven hebben ook een 24-uurs ritme : ook na weken afzondering slapen en waken ze met een zekere regelmaat. Als die volledige afzondering langer duurt ontstaat een circa 25-uurs ritme, hetgeen normaal niet van belang is aangezien onze interne klok "gelijkgezet" wordt door uitwendige factoren zoals daglicht en horloges. Waarom onze interne klok langer dan een etmaal (één omwenteling van de aarde) duurt weten we niet.
2. - Structuur van de slaap
De slaap wordt in twee perioden worden verdeeld : de non REM-slaap en de REM-slaap
Non REM-slaap ('slow wave sleep' of 'trage slaap') De Non REM-slaap wordt gekenmerkt door een geleidelijke vertraging van de hersengolven, hetgeen belangrijk is voor het inslapen. Deze periode wordt in 4 stadia verdeeld : sluimer, inslaap, slaap en diepe slaap. Met name fase 3 & 4 van de Non REM-slaap zijn het meest belangrijk voor ons biologisch herstel en dan vooral van de hersenen zelf.
REM-slaap De activiteit van de hersenen is bijna niet te onderscheiden van die tijdens de waaktoestand. Aangezien er tijdens deze fase van de slaap sprake is snelle oogbeweging wordt deze fase de 'R(apid) E(ye) M(ovement) slaap' genoemd. De spieren zijn maximaal ontspannen, hartslag en ademhaling sneller en nogal onregelmatig. Vrij algemeen wordt aangenomen dat de dromen optreden in de REM-slaap.
De verschillende slaapstadia volgen elkaar, in bepaalde afwisseling, met een zekere regelmaat op gedurende een volledige nachtslaap. In de regel valt iemand die aan het begin van de nacht naar bed gaat, binnen 10 à 15 minuten in slaap en bereikt vrij snel een diepe slaap (stadium 3 en 4 van de Non REM-slaap). Na circa 1½ uur treedt de eerste REM-slaap op, daarna volgt weer de diepe slaap (stadium 3 en 4 van de Non REM-slaap). Later in de nacht wisselen ongeveer 5 diepe slaapfasen (alleen stadium 3 van de Non REM) zich af met 5 REM fasen, die ongeveer 20 minuten duren. Eén Non REM-slaap en één REM-slaap wordt een cyclus genoemd, gedurende de nacht treden dus een aantal cycli op. Ook overdag hebben we, hoewel minder duidelijk, een aantal cycli. Omstreeks 13.00 à 14.00 uur treedt een minder waakzame periode op.
3. - Slaapbehoefte
Vanaf de dertigste week van de zwangerschap wisselen perioden van rust en activiteit zich af. Pasgeboren kinderen slapen gemiddeld 16 uur per dag (sommigen slapen maar 5 uur en sommigen 21 uur). Na 3 weken vermindert dit tot 14 uur slapen en na 6 maanden tot ongeveer 12 à 13 uur. Tot de puberteit blijft de gemiddelde slaapbehoefte ruim 10 uur. Gemiddeld (65%) hebben volwassenen 7 à 8 uur slaap nodig, maar er zijn ook zogenaamde "korte slapers" die aan minder dan 5½ uur genoeg hebben (8% minder dan 5uur) en "lange slapers" die meer dan 8½ uur nodig hebben (2% zelfs langer dan 10 uur). Bij ouderen is de totale hoeveelheid diepe slaap minder, rond het 80ste jaar is er vrijwel geen REM-slaap meer. Doordat ouderen oppervlakkiger slapen worden zij vaker wakker, de totale slaapduur verandert echter weinig. Wel gaat een middagdutje vrijwel geheel ten koste van de toch al schaarse diepe slaap 's nachts. Omdat veel ouderen ook vroeg naar bed gaan, neemt de tijd in bed die niet slapend wordt doorgebracht toe. Vaak wordt dan gedacht dat men een slaapprobleem, hetgeen dus niet zo is, men ligt gewoon te lang in bed.
4. - Omgevingsfactoren
Lawaai Alle geluiden kunnen de slaap verstoren, zelf bij mensen die er niet door worden gewekt of er aan gewend zijn. Door lawaai wordt vooral de diepe slaap gestoord.
Temperatuur Zowel door een zeer lage als door een zeer hoge temperatuur kan de slaap worden verstoord.
Bed Slapen op een hard oppervlak gaat gepaard met meer lichaamsbewegingen gedurende de slaap en een groter malen ontwaken dan slapen op een zacht oppervlak.
Voeding Zowel een volle als een lege maag kan het inslapen hinderen. Melk en moutproducten hebben als ze genuttigd worden voor het slapen gaan een gunstig effect op de slaap. Coffeïnehoudende dranken (koffie, thee, cola) verstoren de slaap in de zin dat de slaap gepaard gaat met meer lichaamsbewegingen en er sprake is van vaker ontwaken. Een kleine hoeveelheid alcohol kan het inslapen bevorderen, maar na geregeld drinken van alcohol is er sprake van minder REM-slaap, vaak onaangename angstdromen, veelvuldig wakker worden en meer lichaamsbeweging gedurende de slaap.
5. - Slaapstoornissen
Ongeveer 5% van de volwassenen slaapt regelmatig slecht (minstens tweemaal per week), 15% slaapt af en toe slecht (minder dan tweemaal per week). Vrouwen hebben ongeveer tweemaal zo vaak last van slaapproblemen dan mannen. Slaapproblemen komen vaker voor met het stijgen van de leeftijd. Meest voorkomende oorzaken zijn psychische en sociale problemen, een ongezonde leefwijze en chronische lichamelijke aandoeningen. Vaak denkt men een slaapprobleem te hebben, terwijl dit in feite niet zo is, er is sprake van een verkeerde interpretatie van een normaal patroon. Voorbeelden hiervan zijn :
de korte slaper heeft van nature maar weinig slaap nodig, maar kan denken dat hij 8 uur moet slapen
inslaapproblemen bij te vroeg naar bed gaan men heeft nog geen slaap, maar vindt dat men moet slapen
lichtere slaap bij ouderen bejaarden slapen lichter, korter en vaker onderbroken, ook zij denken vaak een slaapprobleem te hebben
vaak wakker worden het is normaal dat men 's nachts 2 à 3 keer zeer kort wakker wordt, vaak wordt gedacht dat men slecht geslapen heeft.
6. - Behandeling
Oorzaak Eerst dient gezocht te worden naar de oorzaak. Vaak denken mensen een slaapprobleem te hebben, maar berust dit op een verkeerde interpretatie, als ze bijvoorbeeld een "kortslaper" zijn
Slaaphygiëne Indien het inslapen moeilijk gaat, sta op en ontspan even totdat u zich slaperig voelt, blijf niet in bed liggen. Tracht te ontspannen, vermijdt bijvoorbeeld inspannende boeken of tv-programma's. Zorg voor een zekere regelmaat in het naar bed gaan en opstaan, ook in het weekend. Doe regelmatig (met mate) aan lichaamsbeweging. Vermijdt 's avonds zware of sterk gekruide maaltijden, alcohol, caffeïnehoudende dranken, een te volle of een te lege maag, roken en sport
Psychotherapie Behandeling gericht op het oplossen van emotionele conflicten, verwerken verlies of trauma
Cyclic alternating pattern (CAP) - A new marker of sleep alteration in patients with fibromyalgia ?
Cyclic alternating pattern (CAP) A new marker of sleep alteration in patients with fibromyalgia ?
Rizzi M, Sarzi-Puttini P, Atzeni F, Capsoni F, Andreoli A, Pecis M, Colombo S, Carrabba M, Sergi M, Center for Sleep and Respiratory Disorders, Rheumatology Unit, University Hospital L. Sacco, Milan, Italy - J Rheumatol. 2004 Jun;31(6):1193-9 - PMID: 15170935
Objective In the dynamic organization of sleep, cyclic alternating pattern (CAP) expresses a condition of instability of the level of vigilance that manifests the brain's fatigue in preserving and regulating the macrostructure of sleep. We evaluated the presence of CAP in patients with fibromyalgia (FM) compared to healthy controls.
Methods Forty-five patients with FM (42 women) were studied and compared with 38 healthy subjects (36 women) matched for age, sex, and body mass index. Entry criteria were diagnosis of FM according to 1990 American College of Rheumatology criteria; willingness to participate in the study; and having no other diagnosis of autoimmune, neoplastic, or other possible causes of secondary diffuse musculoskeletal pain. Patients in the study underwent polysomnography recordings and a sleep questionnaire. Hypersomnolence was evaluated according to the Epworth Sleepiness Scale.
Results FM patients had less sleep efficiency (sleep time/time in bed) than controls (79 +/- 10 vs 89 +/- 6; p < 0.01), a higher proportion of stage 1 non-rapid eye movement (non-REM) sleep (20 +/- 5 vs 12 +/- 5; p < 0.001), and twice as many arousals per hour of sleep (9.7 +/- 3.3 vs 4.1 +/- 1.9; p < 0.01). The CAP rate (total CAP time/non-REM sleep time) was significantly increased in FM patients compared to controls (68 +/- 6% vs 45 +/- 11%; p < 0.001). CAP rate seemed to correlate with the severity of clinical symptoms in FM patients (tender points index; p < 0.01) and with less efficiency of sleep (p < 0.01).
Conclusion The increase of CAP rate indicates a worse quality of sleep in patients with FM. These data are strongly correlated to the severity of symptoms.
The cyclic alternating pattern (CAP) demonstrates increased sleep instability and correlates with fatigue and sleepiness in adults with upper airway resistance syndrome
Guilleminault C, Lopes MC, Hagen CC, da Rosa A, Stanford University Sleep Medicine Program, Stanford, CA 94305, USA : cguil@stanford.edu - Sleep. 2007 May 1;30(5):641-7 - PMID: 17552380
Objective To clarify the relationship between sleep instability and subjective complaints in patients with upper airway resistance syndrome (UARS).
Methods Thirty subjects (15 women) with UARS and 30 age- and sex-matched controls in a prospective, single-blind, case-control study. Blinded cyclic alternating pattern (CAP) electroencephalogram analysis and scales of fatigue and sleepiness were completed.
Analysis Mann-Whitney U tests for independent, nonparametric variables between groups and chi2 tests for nonparametric variables with defined standard values.
Results Patients with UARS had significantly more complaints of fatigue and sleepiness, compared with controls, demonstrated on their Fatigue Severity Scale (P < 0.001) and Epworth Sleepiness Scale (P < 0.001). By design, the mean apnea-hypopnea index was normal in both groups, whereas the respiratory disturbance index was greater in patients with UARS than in those without (14.5 +/- 3.0 vs 9 +/- 5.2, respectively [P < 0.001]). CAP analysis demonstrated abnormal non-rapid eye movement sleep with abnormally increased CAP rate, electroencephalogram arousals, A2 index, and A3 index. Decreased A1 index in controls was consistent with their more normal progression of sleep. CAP rate correlated with both the Epworth Sleepiness Scale (r = 0.38, P < 0.01) and the Fatigue Severity Scale (r = 0.51, P < 0.0001) and there was a positive trend between the Fatigue Severity Scale and phase A2 index (r = 0.29, P < 0.05).
Conclusion Compared with age- and sex-matched controls, patients with UARS have higher electroencephalogram arousal indexes and important non-rapid eye movement sleep disturbances that correlate with subjective symptoms of sleepiness and fatigue. These disturbances are identifiable with sensitive measures such as CAP analysis but not with traditional diagnostic scoring systems.
In 1969 - het jaar waarin ik geboren ben - heeft de Wereldgezondheidsorganisatie ME als een neurologische ziekte erkend. Maar 40 jaar later staan patiënten ook medisch gezien nog steeds alleen. En dat terwijl Myalgische Encefalomyelitis één van de meest invaliderende ziektes is, soms zelfs met de dood als gevolg. 40 jaar later ! Ik schrik ervan... en heb een droom...
12 mei 2009 Wereld ME-dag
I have a dream !
Artsen en keuringsartsen bevestigen inspanningsintolerantie als hét kenmerk van ME : je hebt na elke minimale inspanning een abnormale hersteltijd nodig. Bent daarna nog zieker en nog meer uitgeput dan je toch al was. En pijnklachten verergeren ook nog eens enorm. Journalisten die dit horen, verdiepen zich meteen in wetenschappelijke literatuurstudies en schrijven de waarheid objectief in de krant : er zijn meerdere lichamelijke afwijkingen gevonden. Betrokkenen die dit lezen, kijken én zien. Ook wat ze liever niet hadden gezien. En zeggen unaniem : “Het is hoog tijd voor een sponsoractie !”
Je zou kunnen denken : 'Het is maar een droom'. En toch. Mijn lotgenoten en ik geloven er echt in !
Daarom organiseren we een
Fietstocht
Datum 12 mei 2009
Route Lexmond - Den Haag (waar een petitie wordt aangeboden)
Sponsordoel Biomedisch onderzoek (onderzoek naar lichamelijke oorzaken en gevolgen)
We hebben ook een bankrekeningnummer geopend :
Bankrekeningnummer 1116.72.694 t.n.v. Stichting ErkenME te Rijnsaterwoude
U kunt geld storten en/of zélf ook actie ondernemen tot eind 2009
Bijkomende informatie
www.erken-me.nl
Doet u ook mee voor ME ? Het is nu of nu !
I have a dream !
Opgeven voor de fietstocht kan via het contactformulier : http://erken-me.nl/contact Natuurlijk het liefst gesponsord !
De meting van de verhouding van normale en abnormale RNase L proteinen in preparaten van mononucleaire cel-preparaten uit perifeer bloed is nu voor handen als bepaling in het klinisch laboratorium bij R.E.D. Laboratories NV.
Chronische vermoeidheid syndroom en de ontdekking van een nieuw merker
Chronische Vermoeidheid Syndroom (CFS) wordt erkend als een van de meest voorkomende chronische ziektes ter wereld. CFS is een complex syndroom met een onbekende etiologie die mensen van alle leeftijden treft. Tegenwoordig wordt CFS gedefinieerd via zijn symptomen (1), het grootste kenmerk is de chronische, afmattende vermoeidheid die zes maand of meer duurt. Daarnaast lijden patienten onder een aantal fysische problemen waaronder myalgia, arthralgia, cognitieve verslechtering en slaapstoornissen.
In Temple University, Philadelphia, PA, heeft Dr. Robert Suhadolnik de rol van interferon-induceerbare enzymes (2'-5' Oligoadenylate Synthetase, RNase L en dubbel-strengig RNA afhankelijk Proteine Kinase) in deze ziekte voor meer dan tien jaar onderzocht. (2)(3)
In 1996, ontdekten Dr. Suhadolnik en zijn medewerkers een nieuw 2'-5'A-bindend proteine met biochemische eigenschappen vergelijkbaar met die van RNase L. Dit nieuw proteine heeft een lager molekulair gewicht dan het natieve RNase L en er wordt naar verwezen als het Laag Molekulair Gewichts ('Low Molecular Weight (LMW)') 2'-5'A-bindend proteine. Overeenkomstig wordt naar het natieve RNase L proteine verwezen als de hoog molekulair gewichts ('High Molecular Weight (HMW)') soort.
In samenwerking met de clinici Daniel Peterson en Paul Cheney, slaagde Dr. Suhadolnik er in de aanwezigheid van dit LMW proteine in een subgroep van patienten met CFS aan te tonen. (4)(5) Zijn bevindingen werden onafhankelijk bevestigd door Dr. Bernard Lebleu, in het Instituut voor Molekulaire Genetica van de Universiteit te Montpellier, Frankrijk, in samenwerking met de clinicus Kenny De Meirleir van de the Vrije Universiteit Brussel, Belgie. (6)
De ontwikkeling van een klinische bepaling
Onderzoekers in Montpellier verfijnden vervolgens de methodologie om LMW proteine te meten zodat het nu routinematig kan worden toegepast op klinische stalen.
De analyse wordt uitgevoerd als volgt :
preparatie van een cytoplasmatisch extract van the mononucleaire cellen uit perifeer bloedvan de patient,
toevoegen van een gemerkte probe die specifiek bindt met 2'-5'A-bindende proteinen zoals RNase L en de LMW soort
SDS-polyacrylamide gel electroforese en
densitometrie om de relatieve hoeveelheden van 2'-5'A-bindende proteinen te bepalen (cfr. Figuur l)
Resultaten & Interpretatie De resultaten zijn kwantificaties en de normale referentiewaarden worden aangegeven. Er wordt een numerieke waarde berekend na densitometrie : (de hoeveelheid aanwezige LMW proteinen present gedeeld door de hoeveelheid aanwezig natief (HMW) RNase L) x 10 (m.a.w. : LMW/HMW x 10). Preliminaire gegevens geven het volgende aan : - Negatief : Ratio <0.1 – 0.4 - Positief : Ratio 0.5 of meer. (Let op : De resultaten van deze test moeten worden gebruikt ter aanvulling van alle andere relevante klinische gegevens vooraleer een diagnose te stellen en/of een behandeling aan te bevelen. De normaalwaarden kunnen mogelijks worden aangepast afhankelijk van toekomstige gegevens)
Analyse-resultaten zijn beschikbaar binnen vijf werkdagen na de stalen in ons laboratorium werden ontvangen. R.E.D. Laboratories kan de resultaten faxen als de doorverwijzende partij dit wenst. Alle resultaten worden confidentieel gehouden.
Staalname-vereisten
De RNase L Proteine Analyse vereist een pellet van mononucleaire cellen uit perifeer bloed (PBMC) vertrekkend van minimum 30 ml onstolbaar gemaakt bloed (natrium-heparine) en dit binnen zes uur na afname (vol. bloed moet altijd bij kamertemperatuur worden gehouden). Deze bereiding is een vrij complexe procedure die gespecializeerd materiaal en uitrusting vergt. Gelieve R.E.D. Laboratories te contacteren of onze website te bezoeken voor een lijst van laboratoria en dokters die in staat zijn techniek uit te voeren. Er is ook een gratis instruktie-handboek verkrijgbaar.
Stockage en Verzending
De PBMC pellets moeten worden bewaard bij -70 C en verstuurd op droog ijs. Gelieve R.E.D. Laboratories te contacteren voor bijkomende informatie voor verzending.
Referenties
Chronic Fatigue Syndrome - A Working Case Definition Holmes, G. et al. - Annals of Internal Medicine 108:387-389 (1988)
Changes in the 2-5A Synthetase/RNase L Antiviral Pathway in a Controlled Clinical Trial with Poly(I)-Poly(C12U) in Chronic Fatigue Syndrome Suhadolnik, R. et al. - in vivo 8:599-604 (1994)
Upregulation of the 2'-5'A Synthetase/RNase L Antiviral Pathway Associated With Chronic Fatigue Syndrome Suhadolnik, R. et al. - Clinical Infectious Disease 18:S96-S104 (1994)
Biochemical Evidence for a Novel Low Molecular Weight 2'-5'A-Dependent RNase L in Chronic Fatigue Syndrome Suhadolnik, R. et al. - J. Interferon & Cytokine Research 17:377-385 (1997)
Biochemical Dysregulation of the 2'5A Synthetase/RNase L Antiviral Defense Pathway in Chronic Fatigue Syndrome Suhadolnik, R. et al. - J. Chronic Fatigue Syndrome 5:223-242 (1999)
A Novel 2'-5'A Binding 37 kDa RNase L as a Biochemical Marker for Chronic Fatigue Syndrome De Meirleir, K. et al. - American Journal of Medicine 108:99-105 (2000).
CVS-online, Informatief netwerk voor CVS/ME en Fibromyalgie
Deze test werd op de markt gebracht door de Belgische firma RedLabs. De test is behoorlijk omstreden. RNase L is een eiwit dat aanwezig is in een subgroep van de witte bloedcellen en vormt mee de immuniteit tegen virussen. Bij CVS blijkt de laag moleculair gewicht vorm vaak gestegen. Indien de ratio hoger is dan 2.0 ondersteund de test de diagnose van CVS. Op zichzelf heeft de test echter geen diagnostische waarde. De test gebeurd aan de hand van een bloedstaal en wordt voorlopig niet terugbetaald door het R.I.Z.I.V.
PRO : BOSTON -- An objective, diagnostic test for chronic fatigue syndrome may soon be available. “Recent findings have shown that patients with chronic fatigue syndrome (CFS) have unambiguously different levels of 2, 5-A [2, 5-oligoadenylate], compared with controls," Dr. Anthony L. Komaroff said at a conference on clinical issues in primary care sponsored by Harvard Medical School. The 2, 5-A molecule is made by human cells in response to viral infection and helps cells mount an antiviral defense. The results also showed that CFS patients make an abnormal form of 2, 5-A. The evidence is preliminary, requiring confirmation in other patient populations by other research teams. “But, it is the best lead so far toward a biomarker for CFS,” said Dr. Komaroff, editor-in-chief of Harvard Health Publications division in Boston. He was not involved in the work he cited.
CON : BOLTON - “Chronic Fatigue Syndrome/ME and Fibromyalgia plus Associated Syndromes - Evidence for their organic basis: A summary of the suggested underlying pathophysiologies and treatment approaches” Dr. Andrew John Wright
Evidence for their organic basis - A summary of the suggested underlying pathophysiologies and treatment approaches” Dr. Andrew J Wright : “The most recent figures I could find by Dr. K De Meirleir showed that the low molecular weight version was found in 680 out of 705 patients. The levels quantitatively vary though and the amounts correlate with the Karnofsky Disability Index. The low molecular weight RNase L enzyme is up to six times more biologically active and resists protein degradation. Therefore when expressed, patients suffer an even greater depletion of ATP reserves and inhibition of protein synthesis. It has been suggested that mycoplasma genus cause the splitting of Rnase L.”
Tom P. Kindlon, information officer for the Irish ME/CFS Association British Medical Journal, 7 April 2009 : BMJ 2009;338 b1371
After the unsuccessful High Court challenge to the NICE guidelines on chronic fatigue syndrome (CFS),1 the results of two recent reviews may temper many clinicians' enthusiasm for cognitive behavioural therapy for CFS.(2)(3)
A meta-analysis by Malouff et al. calculated the mean Cohen's effect size – cfr. : http://en.wikipedia.org/wiki/Effect_size#Cohen.27s_d - of cognitive behavioural therapy for CFS to be 0.48. (2) This is below the 0.5 threshold generally required for a treatment to be seen as having a "moderate" effect.
A 2008 Cochrane review analysed the data in another way and found that 40% of patients reported improvements in fatigue after cognitive behavioural therapy compared with 26% in usual care at the end of treatment. At follow-up, 1-7 months after treatment ended, when people who had dropped out were included, there was no significant difference between the two groups.
Given that CFS is recognised as being heterogeneous by researchers, (4) it remains far from clear that the NICE guidelines will be suitable for all.
The systematic review on which the guidance was largely based found that several other treatment methods, both behavioural and pharmaceutical, showed some promise in controlled studies but could not be recommended without more research. (5) When more randomised controlled trials have been performed, evidence based guidelines may look very different.
Efficacy of cognitive behavioral therapy for chronic fatigue syndrome - A meta-analysis Malouff JM, Thorsteinsson EB, Rooke SE, Bhullar N, Schutte NS, University of New England, Armidale, Australia :jmalouff@une.edu.au - Clin Psychol Rev. 2008 Jun;28(5):736-45. Epub 2007 Nov 1 - PMID: 18060672 A meta-analysis of the efficacy of cognitive behavioral therapy (CBT) in treating chronic fatigue included 15 effect sizes for between-group outcome comparisons. Across analyses, which included a total of 1371 participants, there was a significant difference, d=0.48, in post-treatment fatigue between participants receiving CBT and those in control conditions. Results indicate that CBT for chronic fatigue syndrome tends to be moderately efficacious. Dropout rates in CBT varied from 0-42%, with a mean of 16%. In the five studies that reported the number of CBT clients who were no longer in the clinical range with regard to fatigue at the latest follow-up, the percentage varied from 33% to 73% of those assigned to CBT, with a mean of 50%. Moderator results suggest directions for future investigations. Cfr. : http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/18060672
Cognitive behaviour therapy for chronic fatigue syndrome in adults Price JR, Mitchell E, Tidy E, Hunot V, Department of Psychiatry, University of Oxford, Warneford Hospital, Headington, Oxford, UK, OX3 7JX : jonathan.price@psych.ox.ac.uk - Cochrane Database Syst Rev. 2008 Jul 16;(3):CD001027 - PMID: 18646067 Background - Chronic fatigue syndrome (CFS) is a common, debilitating and serious health problem. Cognitive behaviour therapy (CBT) may help to alleviate the symptoms of CFS. Objectives - To examine the effectiveness and acceptability of CBT for CFS, alone and in combination with other interventions, compared with usual care and other interventions. Search strategy - CCDANCTR-Studies and CCDANCTR-References were searched on 28/3/2008. We conducted supplementary searches of other bibliographic databases. We searched reference lists of retrieved articles and contacted trial authors and experts in the field for information on ongoing/completed trials. Selection criteria - Randomised controlled trials involving adults with a primary diagnosis of CFS, assigned to a CBT condition compared with usual care or another intervention, alone or in combination. Data collection and analysis - Data on patients, interventions and outcomes were extracted by two review authors independently and risk of bias was assessed for each study. The primary outcome was reduction in fatigue severity, based on a continuous measure of symptom reduction, using the standardised mean difference (SMD) or a dichotomous measure of clinical response, using odds ratios (OR), with 95% confidence intervals (CI). Main results - Fifteen studies (1043 CFS participants) were included in the review. When comparing CBT with usual care (six studies, 373 participants), the difference in fatigue mean scores at post-treatment was highly significant in favour of CBT (SMD -0.39, 95% CI -0.60 to -0.19), with 40% of CBT participants (four studies, 371 participants) showing clinical response in contrast with 26% in usual care (OR 0.47, 95% CI 0.29 to 0.76). Findings at follow-up were inconsistent. For CBT versus other psychological therapies, comprising relaxation, counselling and education/support (four studies, 313 participants), the difference in fatigue mean scores at post-treatment favoured CBT (SMD -0.43, 95% CI -0.65 to -0.20). Findings at follow-up were heterogeneous and inconsistent. Only two studies compared CBT against other interventions and one study compared CBT in combination with other interventions against usual care. Authors' conclusion - CBT is effective in reducing the symptoms of fatigue at post-treatment compared with usual care, and may be more effective in reducing fatigue symptoms compared with other psychological therapies. The evidence base at follow-up is limited to a small group of studies with inconsistent findings. There is a lack of evidence on the comparative effectiveness of CBT alone or in combination with other treatments and further studies are required to inform the development of effective treatment programmes for people with CFS. Cfr. : http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/18646067?ordinalpos=1&itool=EntrezSystem2.PEntrez.Pubmed.Pubmed_ResultsPanel.Pubmed_Disco veryPanel.Pubmed_RVAbstractPlus This article is an update of : Cognitive behaviour therapy for adults with chronic fatigue syndrome Price JR, Couper J, Department of Psychiatry, University of Oxford, The Warneford Hospital, Oxford, UK, OX3 7JX : jonathan.price@psych.ox.ac.uk - Cochrane Database Syst Rev. 2000;(2):CD001027 - PMID: 10796733 Cfr. : http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/10796733 Also read the comment on this article : CBT reduces fatigue in adults with chronic fatigue syndrome but effects at follow-up unclear (review) Santhouse AM, South London and Maudsley NHS Foundation Trust, London, UK - Evid Based Ment Health. 2009 Feb;12(1):16 - PMID: 19176775 Cfr. : http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/19176775?ordinalpos=1&itool=EntrezSystem2.PEntrez.Pubmed.Pubmed_ResultsPanel.Pubmed_Disco veryPanel.Pubmed_RVAbstractPlus
Chronic fatigue syndrome - The need for subtypes Jason LA, Corradi K, Torres-Harding S, Taylor RR, King C, DePaul University, Chicago, Illinois 60614, USA : ljason@depaul.edu - Neuropsychol Rev. 2005 Mar;15(1):29-58 - PMID: 15929497 Chronic fatigue syndrome (CFS) is an important condition confronting patients, clinicians and researchers. This article provides information concerning the need for appropriate diagnosis of CFS subtypes. We first review findings suggesting that CFS is best conceptualized as a separate diagnostic entity rather than as part of a unitary model of functional somatic distress. Next, research involving the case definitions of CFS is reviewed. Findings suggest that whether a broad or more conservative case definition is employed and whether clinic or community samples are recruited, these decisions will have a major influence in the types of patients selected. Review of further findings suggests that subtyping individuals with CFS on sociodemographic, functional disability, viral, immune, neuroendocrine, neurology, autonomic and genetic biomarkers can provide clarification for researchers and clinicians who encounter CFS' characteristically confusing heterogeneous symptom profiles. Treatment studies that incorporate subtypes might be particularly helpful in better understanding the pathophysiology of CFS. This review suggests that there is a need for greater diagnostic clarity and this might be accomplished by subgroups that integrate multiple variables including those in cognitive, emotional and biological domains. Cfr. : http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/15929497
Interventions for the treatment, management and rehabilitation of patients with chronic fatigue syndrome/myalgic encephalomyelitis - An updated systematic review Chambers D, Bagnall AM, Hempel S, Forbes C, Centre for Reviews and Dissemination, University of York, York YO10 5DD, UK : dc510@york.ac.uk - J R Soc Med. 2006 Oct;99(10):506-20 - PMID: 17021301 Objectives - To determine whether any particular intervention or combination of interventions is effective in the treatment, management and rehabilitation of adults and children with a diagnosis of chronic fatigue syndrome / myalgic encephalomyelitis (CFS/ME). Design - Substantive update of a systematic review published in 2002. Randomized (RCTs) and non-randomized controlled trials of any intervention or combination of interventions were eligible for inclusion. Study participants could be adults or children with a diagnosis of CFS/ME based on any criteria. We searched eleven electronic databases, reference lists of articles and reviews and textbooks on CFS/ME. Additional references were sought by contact with experts. Results - Seventy studies met the inclusion criteria. Studies on behavioural, immunological, pharmacological and complementary therapies, nutritional supplements and miscellaneous other interventions were identified. Graded exercise therapy and cognitive behaviour therapy appeared to reduce symptoms and improve function based on evidence from RCTs. For most other interventions, evidence of effectiveness was inconclusive and some interventions were associated with significant adverse effects. Conclusions - Over the last five years, there has been a marked increase in the size and quality of the evidence base on interventions for CFS/ME. Some behavioural interventions have shown promising results in reducing the symptoms of CFS/ME and improving physical functioning. There is a need for research to define the characteristics of patients who would benefit from specific interventions and to develop clinically relevant objective outcome measures. Also reed the comment on this article : Chronic fatigue syndrome Goudsmit EM - J R Soc Med. 2007 Jan;100(1):7 - PMID: 17197675 Cfr. : http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/17197675?ordinalpos=1&itool=EntrezSystem2.PEntrez.Pubmed.Pubmed_ResultsPanel.Pubmed_Disco veryPanel.Pubmed_RVAbstractPlus Cfr. : http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/17021301?ordinalpos=1&itool=EntrezSystem2.PEntrez.Pubmed.Pubmed_ResultsPanel.Pubmed_Disco veryPanel.Pubmed_Discovery_RA&linkpos=5&log$=relatedreviews&logdbfrom=pubmed
Cognitive behavioural therapy in chronic fatigue syndrome - A randomised controlled trial of an outpatient group programme O'Dowd H, Gladwell P, Rogers CA, Hollinghurst S, Gregory A, Pain Management Centre, Frenchay Hospital, Bristol, UK - Health Technol Assess. 2006 Oct;10(37):iii-iv, ix-x, 1-121 - PMID: 17014748 Objectives - To test the hypothesis that group cognitive behavioural therapy (CBT) will produce an effective and cost-effective management strategy for patients in primary care with chronic fatigue syndrome/myalgic encephalopathy (CFS/ME). Design - A double-blind, randomised controlled trial was adopted with three arms. Outcomes were assessed at baseline and 6 and 12 months after first assessment and results were analysed on an intention-to-treat basis. Setting - A health psychology department for the management of chronic illness in a general hospital in Bristol, UK. Participants - Adults with a diagnosis of CFS/ME referred by their GP. Interventions - The three interventions were group CBT incorporating graded activity scheduling, education and support group (EAS) and standard medical care (SMC). Outcome measures - The primary outcome measure was the Short Form with 36 Items (SF-36) physical and mental health summary scales. Other outcome measures included the Chalder fatigue scale, Hospital Anxiety and Depression Scale, General Health Questionnaire, physical function (shuttles walked, walking speed and perceived fatigue), health utilities index and cognitive function (mood, recall and reaction times). Results - A total of 153 patients were recruited to the trial and 52 were randomised to receive CBT, 50 to EAS and 51 to SMC. Twelve patients failed to attend for the 12-month follow-up and 19 patients attended one follow-up, but not both. The sample was found to be representative of the patient group and the characteristics of the three groups were similar at baseline. Three outcome measures, SF-36 mental health score, Chalder fatigue scale and walking speed, showed statistically significant differences between the groups. Patients in the CBT group had significantly higher mental health scores [difference +4.35, 95% confidence interval (CI) +0.72 to +7.97, p = 0.019], less fatigue (difference -2.61, 95% CI -4.92 to -0.30, p = 0.027) and were able to walk faster (difference +2.83 shuttles, 95% CI +1.12 to +5.53, p = 0.0013) than patients in the SMC group. CBT patients also walked faster and were less fatigued than those randomised to EAS (walking speed: difference +1.77, 95% CI +0.025 to +3.51, p = 0.047; fatigue : difference -3.16, 95% CI -5.59 to -0.74, p = 0.011). Overall, no other statistically significant difference across the groups was found, although for many measures a trend towards an improved outcome with CBT was seen. Except for walking speed, which, on average, increased by +0.87 shuttles (95% CI +0.09 to +1.65, p = 0.029) between the 6- and 12-month follow-ups, the scores were similar at 6 and 12 months. At baseline, 30% of patients had an SF-36 physical score within the normal range and 52% had an SF-36 mental health score in the normal range. At 12 months, the physical score was in the normal range for 46% of the CBT group, 26% of the EAS group and 44% of SMC patients. For mental health score the percentages were CBT 74%, EAS 67% and SMC 70%. Of the CBT group, 32% showed at least a 15% increase in physical function and 64% achieved a similar improvement in their mental health. For the EAS and SMC groups, this improvement in physical and mental health was achieved for 40 and 60% (EAS) and 49 and 53% (SMC), respectively. The cost-effectiveness of the intervention proved very difficult to assess and did not yield reliable conclusions. Conclusions - Group CBT did not achieve the expected change in the primary outcome measure as a significant number did not achieve scores within the normal range post-intervention. The treatment did not return a significant number of subjects to within the normal range on this domain; however, significant improvements were evident in some areas. Group CBT was effective in treating symptoms of fatigue, mood and physical fitness in CFS/ME. It was found to be as effective as trials using individual therapy in these domains. However, it did not bring about improvement in cognitive function or quality of life. There was also evidence of improvement in the EAS group, which indicates that there is limited value in the non-specific effects of therapy. Further research is needed to develop better outcome measures, assessments of the broader costs of the illness and a clearer picture of the characteristics best fitted to this type of intervention. Cfr. : http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/17014748?ordinalpos=1&itool=EntrezSystem2.PEntrez.Pubmed.Pubmed_ResultsPanel.Pubmed_Disco veryPanel.Pubmed_Discovery_RA&linkpos=3&log$=relatedarticles&logdbfrom=pubmed
Efficacy of cognitive behavioral therapy for adolescents with chronic fatigue syndrome - Long-term follow-up of a randomized, controlled trial Knoop H, Stulemeijer M, de Jong LW, Fiselier TJ, Bleijenberg G, Expert Centre Chronic Fatigue, Radboud University, Nijmegen Medical Centre, Postbox 9011, 6525 EC Nijmegen, The Netherlands : j.knoop@nkcv.umcn.nl - Pediatrics. 2008 Mar;121(3):e619-25 - PMID: 18310181 Objectives - The purpose of this work was to assess the long-term outcome of adolescents with chronic fatigue syndrome who received cognitive behavioral therapy and to determine the predictive value of fatigue severity and physical impairments of the adolescent and the fatigue severity of the mother at baseline for the outcome of the treatment at follow-up. Patients and methods - Sixty-six adolescent patients with chronic fatigue syndrome who previously participated in a randomized, controlled trial that showed that cognitive behavioral therapy was more effective than a waiting-list condition in reducing fatigue and improving physical functioning were contacted for a follow-up assessment. Fifty participants of the follow-up study had received cognitive behavioral therapy for chronic fatigue syndrome (32 formed the cognitive behavioral therapy group in the original trial and 18 patients received cognitive behavioral therapy after the waiting period). The remaining 16 patients had refused cognitive behavioral therapy after the waiting period. The main outcome measures were fatigue severity (Checklist Individual Strength), physical functioning (Short-Form General Health Survey) and school attendance. Results - Data were complete for 61 patients at follow-up (cognitive behavioral therapy group : 47 patients; no-treatment group : 14 patients). The mean follow-up time was 2.1 years. There was no significant change in fatigue severity between posttreatment and follow-up in the cognitive behavioral therapy group. There was a significant further increase in physical functioning and school attendance (10% increase). The adolescents in the cognitive behavioral therapy group were significantly less fatigued and significantly less functionally impaired and had higher school attendance at follow-up than those in the no-treatment group. Fatigue severity of the mother was a significant predictor of treatment outcome. Conclusions - The positive effects of cognitive behavioral therapy in adolescents with chronic fatigue syndrome are sustained after cognitive behavioral therapy. Higher fatigue severity of the mother predicts lower treatment outcome in adolescent patients. Cfr. : http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/18310181?ordinalpos=1&itool=EntrezSystem2.PEntrez.Pubmed.Pubmed_ResultsPanel.Pubmed_Disco veryPanel.Pubmed_Discovery_RA&linkpos=2&log$=relatedarticles&logdbfrom=pubmed
Overview of medical treatment and management of chronic fatigue syndrome [Article in Japanese] Yoshihara K, Kubo C, Department of Psychosomatic Medicine, Graduate School of Medical Sciences, Kyushu University - Nippon Rinsho. 2007 Jun;65(6):1077-81 - PMID: 17561700 A tailor-made management plan that includes various combinations of non-pharmacologic and pharmacologic therapy for patients with chronic fatigue syndrome (CFS) is important. We present an overview of four aspects of our medical treatment and management for CFS : introduction of our medical management system, summary of our management strategy, non-pharmacologic therapy and pharmacologic therapy; according to foreign guidelines and the latest studies. The main non-pharmacologic therapies for CFS are rehabilitation and lifestyle guidance. Using a graded exercise therapy, we have constructed a broad management strategy for CFS. Herein we introduce our graded exercise therapy. If the symptoms continue despite careful management of the program by the physician, consultation with a psychiatrist or psychosomatic medicine specialist is necessary. Cfr. : http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/17561700?ordinalpos=1&itool=EntrezSystem2.PEntrez.Pubmed.Pubmed_ResultsPanel.Pubmed_Disco veryPanel.Pubmed_Discovery_RA&linkpos=5&log$=relatedreviews&logdbfrom=pubmed
Protocol for the PACE trial - A randomised controlled trial of adaptive pacing, cognitive behaviour therapy and graded exercise, as supplements to standardised specialist medical care versus standardised specialist medical care alone for patients with the chronic fatigue syndrome/myalgic encephalomyelitis or encephalopathy White PD, Sharpe MC, Chalder T, DeCesare JC, Walwyn R; PACE trial group, Department of Psychological Medicine, Queen Mary School of Medicine and Dentistry, St Bartholomew's Hospital, London, UK : p.d.white@qmul.ac.uk - BMC Neurol. 2007 Mar 8;7:6 - PMID: 17397525 Background - Chronic fatigue syndrome (CFS, also called myalgic encephalomyelitis /encephalopathy or ME) is a debilitating condition with no known cause or cure. Improvement may occur with medical care and additional therapies of pacing, cognitive behavioural therapy and graded exercise therapy. The latter two therapies have been found to be efficacious in small trials, but patient organisations surveys have reported adverse effects. Although pacing has been advocated by patient organisations, it lacks empirical support. Specialist medical care is commonly provided but its efficacy when given alone is not established. This trial compares the efficacy of the additional therapies when added to specialist medical care against specialist medical care alone. Methods - 600 patients, who meet operationalised diagnostic criteria for CFS, will be recruited from secondary care into a randomised trial of four treatments, stratified by current co morbid depressive episode and different CFS/ME criteria. The four treatments are standardised specialist medical care either given alone or with adaptive pacing therapy or cognitive behaviour therapy or graded exercise therapy. Supplementary therapies will involve fourteen sessions over 23 weeks and a booster session at 36 weeks. Outcome will be assessed at 12, 24 and 52 weeks after randomisation. Two primary outcomes of self-rated fatigue and physical function will assess differential effects of each treatment on these measures. Secondary outcomes include adverse events and reactions, subjective measures of symptoms, mood, sleep and function and objective measures of physical activity, fitness, cost-effectiveness and cost-utility. The primary analysis will be based on intention to treat and will use logistic regression models to compare treatments. Secondary outcomes will be analysed by repeated measures analysis of variance with a linear mixed model. All analyses will allow for stratification factors. Mediators and moderators will be explored using multiple linear and logistic regression techniques with interactive terms, with the sample split into two to allow validation of the initial models. Economic analyses will incorporate sensitivity measures. Discussion - The results of the trial will provide information about the benefits and adverse effects of these treatments, their cost-effectiveness and cost-utility, the process of clinical improvement and the predictors of efficacy. Cfr. : http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/17397525?ordinalpos=1&itool=EntrezSystem2.PEntrez.Pubmed.Pubmed_ResultsPanel.Pubmed_Disco veryPanel.Pubmed_Discovery_RA&linkpos=1&log$=relatedarticles&logdbfrom=pubmed
Rekeningnummer 1116.72.694 t.n.v. Stichting ErkenME te Rijnsaterwoude
November vorig jaar
Er komt zomaar ineens een niet tegen te houden beeld in me op over een mogelijke ME -actie. Deelnemers verzamelen zich voor een sponsorfietstocht op het erf van mijn broer en schoonzus. Ik schrijf een verhaal over het doel van de actie, er wordt een website gebouwd, het nieuws over ErkenME gaat als een olievlekwerking door het land, mensen storten geld voor biomedisch onderzoek, ik zoek bondgenoten om dit alles te kunnen realiseren en…
April 2009
Het beeld dat afgelopen november zo sterk op mijn netvlies zat, is precies zo uitgekomen en de actie loopt verrassend goed. Echt fantastisch !
Iedereen die ons zo steunt, meer dan bedankt !
Het is meer dan bijzonder wat er allemaal gebeurt.
Jaccolien Wallaard
Zo zat Jaccolien Wallaard, ex -prof wielrenster uit Noordeloos die 12 mei ook mee fietst, pas naast mijn bed. Ik kende haar niet, maar het klikte meteen. We bespraken van alles, ook of er 12 mei krentenbollen en bananen mee moeten. Zomaar ineens vroeg ik hoe het voor haar was om 26 jaar te zijn, de leeftijd te hebben waarop haar broer Arno, een beroepsrenner, 3 jaar geleden aan een hartstilstand overleed. Ze deelde haar verdriet en zei : ‘Ik ga er net als jij doorheen, vluchten helpt niet. Maar het leven is te mooi om niet door te gaan en ook daarom doe ik graag aan actie ErkenME mee !’
Haar kracht raakte me, haar echtheid ook.
De volgende dag mailde ze me hoe het met me ging, want ze had me tijdens ons gesprek in zien storten. Wat deed dat me goed !
Ze keek én zag. Ook hoe nodig deze actie is !
Als je de schrijnende verhalen van ME -patiënten die geen hulp en uitkering krijgen leest, dan weet je weer extra goed waarom we er met z’n allen voor moeten gaan.
Wat een onrecht ! Wat een gevecht elke keer weer. Ook dát is pure topsport.
Ik mailde andere wielerliefhebbers uit de streek. We krijgen steeds meer mensen die elkaar onderling ook weer warm maken mee. En ik belde Joost Jan Kool uit Lexmond, een fanatiek wielrenner die dit jaar zelf ook aan een sponsorfietstocht meedoet. Om zich in te zetten voor die andere rotziekte : kanker. Een ziekte waar zijn vader 3 jaar geleden te jong aan overleed. Op 4 juni is de Alpe d’Huez het decor in de strijd tegen kanker. Op die dag zullen talloze wielrenners en wielrensters proberen zoveel mogelijk keer de Alp te beklimmen met de fiets. Doel is om met deze symbolische strijd geld in te zamelen voor het KWF Kankerbestrijding. Joost Jan doet ook mee en gaat voor minimaal 6 keer omhoog (cfr. voor meer informatie : www.opgevenisgeenoptie.nl -). Ik belde hem dus, en vroeg : ‘Kun jij 12 mei soms nog wat trainingsuren voor je eigen actie gebruiken ? Fiets jij ook mee voor ME ?’ ‘Ja natuurlijk !’ Toen ik vroeg hoe dat met zijn meer dan gemiddelde fietstempo moest, zei Joost Jan : ‘Ik blijf bij de groep, het is een sociaal gebeuren.’
En ook dat raakte me, wat een solidariteit !
Een solidariteit die mijn lotgenoten en ik ook willen uitstralen. Wat voor gradatievorm je als ME -patiënt ook hebt, we gaan voor het algemene belang, hetzelfde doel achterna : erkennen van ME.
Er komt opnieuw een beeld in me op... Een grote groep fietsers verschijnt op 12 mei op de Dorpsstraat van Lexmond aan de start. Alle deelnemers hebben een T -shirt aan met op hun borst in oranje letters 'ErkenME'. De hele Dorpsstraat stroomt vol met mensen die Joost Jan, Jaccolien en al die anderen op weg naar Den Haag komen aanmoedigen.
Sofrologie - De patiënt helpen zijn zelfvertrouwen te vinden - Deel I
Sofrologie
De patiënt helpen zijn zelfvertrouwen te vinden
Deel I
Psychiatrie en sofrologie gaan hand in hand
Sofrologie is een moderne ontspanningsmethode waarmee u zich onder andere beter bewust wordt van het eigen lichaam. U leert uw eigen grenzen te herkennen en te bewaken. U kunt de methode gebruiken om meer evenwicht in uw leven te brengen en/of voor het aanpakken van bovengenoemde klachten. Door het aanleren van eenvoudige en praktische oefeningen kunt u goede resultaten boeken.
Psychiatrie en sofrologie gaan hand in hand De patiënt helpen zijn zelfvertrouwen te vinden
Dr. Philippe Van Ooteghem, neuropsychiater – Focus september 2003 - AZ Sint-Lucas Gent
Sedert meer dan 10 jaar combineren dokter Philippe Van Ooteghem en sofrologe Marleen Daems op campus Volkskliniek farmacotherapeutische en psychotherapeutische behandeling van psychiatrische ziektebeelden met sofrologie, een speciale relaxatiemethode.
Vooral de resultaten bij hyperventilatie zijn zeer bemoedigend. Hyperventilatie is het gevolg van hypocapnie of een te laag CO2-gehalte, een verhoogde sympatico-adrenerge activiteit en een prikkeling van de formatio reticularis, een hersencentrum dat ook de ademhaling regelt. Hyperventilatie is een veel voorkomende aandoening met symptomen zoals snelle en onregelmatige ademhaling, benauwdheid, hartkloppingen, tintelingen in handen en angst.
De sofrologie is een zeer complete relaxatiemethode waarbij de geest en het lichaam als één geheel worden beschouwd. Het was Alfonso Caycedo, een Spaanse neuropsychiater, die in 1960 deze bijzonder doeltreffende therapie ontwikkelde. Hij begon zijn loopbaan in dienst van dr. Lopez-Ibor, professor in de psychiatrie aan de faculteit Geneeskunde van Madrid. Vervolgens werd hij tot assistent benoemd van Ludwig Binzwanger, psychiater in Kreuzlinger, die de fenomenologie aan de psychiatrie aanpaste. Hij reisde naar het Oosten om er gedurende twee jaar de benadering van het bewustzijn door de Yogi van India, de lama’s van Tibet en de Zenkloosters in Japan te bestuderen. Bij zijn terugkeer in Spanje zette hij stap voor stap de “dynamische relaxatie van Caycedo - DRC” op punt. Dynamische en statische oefeningen De sofrologie maakt in haar methode gebruik van dynamische oefeningen (motorisch in beweging) en van statische oefeningen (een actieve introspectie : een mentaal zeer actief zijn). Door regelmatige training groeit er een bewustwording van de relatie tussen lichaam en geest. Men wordt zich ook bewust van de capaciteit om te ageren op de eigen toestand. Deze bewustwording is belangrijk, aangezien zij toelaat te evolueren van “object-zijn” (men ondergaat het bestaan en wacht op hulp van buiten uit) naar een “verantwoordelijk subject” (men speelt een actieve rol in zijn eigen bestaan en evolutie). De sofrologie is een doeltreffende methode. Ze stimuleert een evolutie in het ontdekken van de harmonie in en met zichzelf. Ze laat toe te evolueren naar een betere gezondheid en naar een bestaan met meer zin voor verantwoordelijkheid. De sofroloog streeft naar een mentale en fysieke ontspanning. Daarbij staat de ontwikkeling van het lichaamsschema centraal. De gebruikte methoden zijn :
de sofronisatie Dit is een proces dat een kwalitatieve wijziging uitlokt in de niveaus en toestanden van het bewustzijn. Deze verandering boort innerlijke krachten aan, inherent aan dit nieuw bereikte sofroliminale bewustzijnsniveau.
de “terpnos logos” De “terpnos logos”, een zachte monotone stem, is het verbale hulpmiddel van de sofroloog. De sofroloog maakt gebruik van de terpnos logos om het sofrosonisch proces op gang te brengen.
De sofroloog geneest niet rechtstreeks. Hij helpt de patiënt zijn zelfvertrouwen te vinden, zodat die zichzelf kan behelpen om progressief de nodige stappen te zetten tot aan de uiteindelijke genezing.
Indicaties voor een sofrologische aanpak, steeds samengaand met een neuropsychiatrische behandeling, vinden we :
op medisch vlak slaapstoornissen, depressie, hoofdpijn, dwangfenomenen, verslaving, …
op persoonlijkheidsvlak aanwakkeren van het zelfvertrouwen, rust en harmonie binnen zichzelf, ontdekken van nieuwe waarden, aanwakkeren en dynamiseren van persoonlijke mogelijkheden, beter met stress omgaan, verbetering van concentratie en geheugen…
op sportief vlak verbetering van zelfbeheersing en concentratie tijdens training, voorbereiden van wedstrijden…
op pedagogisch vlak voorbereiden van examens, stimuleren van de creativiteit…
op sociaal vlak omgaan met conflicten, zich kunnen aanpassen aan nieuwe situaties…
Tijdens een consultatie op de polikliniek zenuwziekten gebeurt een screening en indicatiestelling, waarna individueel een behandelingsschema wordt opgesteld met regelmatige gesprekken, relaxatiesessies en indien nodig gepaste medicatie.
Voor meer informatie kan u terecht bij : dr. Philippe Van Ooteghem (tel. 09-235 44 80) en bij sofrologe Marleen Daems (tel. 09-235 44 26).
Monique Delbar-Jacobs, Licentiate in Lichamelijke Opvoeding en Kinesitherapie, Master in de Klinische Sofrologie, Specialist in de Perinaliteit (tel. & fax : 09 48 23 04) en Prof. Alfonso Caycedo
1. - Wat is Sofrologie
De Sofrologie is een zeer complete relaxatiemethode waarbij de geest en het lichaam als één geheel beschouwd worden (holisme – cfr. : http://nl.wikipedia.org/wiki/Holisme -). De Sofrologie zou tevens een antwoord kunnen zijn op de alsmaar toenemende psychische en mentale problemen bij mensen. Het is een verregaande relaxatietechniek die een ernstige poging doet om mensen met stress, depressie, hyperventilatie,... te wapenen tegen deze problemen.
Het zou verkeerd zijn te zeggen dat Sofrologie dé relaxatietechniek is. Het is echter wél zo dat er een aantal fundamentele verschillen zijn tussen de Sofrologie en de door ons allemaal gekende ontspanningstechnieken.
De techniek werd in 1960 ontwikkeld door Alfonso Caycedo, Professor in de neuropsychiatrie die eerst in Spanje en daarna in het verre Oosten de benadering van het bewustzijn bestudeerde – cfr. : http://www.w13.be/iscasof/content/view/23/43/lang,nl/ -. Momenteel is de Sofrologische school in verschillende medische faculteiten over heel de wereld vertegenwoordigd en wordt ze met veel succes verspreid.
De Sofrologie streeft naar een mentale en fysieke ontspanning en naar een toestand van harmonie met zichzelf en met de omgeving. Daarbij staat de ontwikkeling van het 'eigen-besef' of het lichaamsschema centraal.
De Sofroloog onderhoudt met zijn cliënt (leerling) een relatie van persoon tot persoon. Deze relatie wordt de 'sofronische alliantie' genoemd, gebaseerd op respect, oprechtheid en wederzijds vertrouwen. De toepassingen van de Sofroloog zijn niet enkel therapeutisch, maar ook pedagogisch en profylactisch.
De Sofrologie heeft 3 belangrijke principes :
Het lichaamsschema als beleefde realiteit De Sofrologie laat een gelijktijdige waarneming en integratie toe van ons lichaamsschema op de drie essentiële niveau's van ons bewustzijn : - op het fysiologisch - organisch niveau - op het affectief - emotioneel - sensatief niveau - op het psychisch - intellectueel niveau.
Principe van het positief handelen Iedere positieve stimulatie op gelijk welk deel van het bewustzijn heeft een positieve invloed op de totaliteit van het 'zijn'. De toepassing van het principe laat toe te evolueren naar meer welzijn.
Principe van de objectieve realiteit De Sofroloog is zich bewust van de realiteit van zijn cliënt (leerling). Hij is een professioneel persoon bewust van zichzelf en van zijn verantwoordelijkheid.
2. -De 'terpnos logos'
De 'terpnos logos' is het hulpmiddel van de Sofroloog. Het is een zachte monotone stem die ontspanning brengt en het sofronisch proces op gang brengt. Hierdoor bereiken we het Sofroliminaal niveau (SLN).
3. - Sofronisatie
Dit is het proces dat harmonie brengt in de bewustzijnsniveaus. Alle ervaringen op dit niveau worden als het ware in het geheugen gegrift waardoor de Sofrologie zich gaat nestelen in het actieve denkpatroon.
4. - Methodologie
De benadering is 'fenomenologisch' : het gaat zuiver om een bewustwording van zichzelf, waarbij alle oordelen en vooroordelen tussen haakjes worden gezet.
Het fenomeen - dat wat gebeurt tijdens een sessie - volstaat op zichzelf.
Door het bewust worden van zichzelf zal de persoon evolueren naar een betere gezondheid en naar een bestaan met meer zin voor vrijheid, verantwoordelijkheid en harmonie. Dit gebeurt buiten elke vorm van afhankelijkheid.
De sofroloog gebruikt geen suggestie. Hierin verschilt de Sofrologie met andere ontspanningstechnieken.
De praktijk van de Sofrologie berust op training. De herhaling is van essentiëel belang. Door middel van de herhaling verovert men de structuren van het bewustzijn en brengt men een verandering teweeg.
5. - Sofrolgie in de praktijk
Iedere sessie begint met een relaxatie. Door deze ontspanning verandert ons bewustzijnsniveau. Deze bewustzijnsverandering laat ons toe ons te bevrijden van elke vorm van rationaliteit; oordelen, vooroordelen, "ons zorgen maken", ... Deze bevrijding is noodzakelijk. Zo worden we ons bewust van ons 'ZIJN', een 'ZIJN' zonder parasitaire gedachten en/of oordelen.
De Sofroloog zal door middel van de 'Terpnos Logos' de patiënt op het sofro-liminaal niveau brengen en op dit niveau is er een ontmoeting met onze biologie, een contact met onze innerlijke wereld. De instructies die gegeven worden hebben louter betrekking op de oefening. De beste 'Terpnos Logos' is de STILTE.
Het zich kunnen ontspannen biedt reeds voordelen. Het laat ons toe ons te verdedigen tegen de negatieve invloeden van stress. Door de ontdekking en beoefening van de relaxatie worden we ons bewust van onze capaciteiten om te ageren op onze eigen toestand. Het laat ons toe te evolueren van een 'object-zijn' (ons bestaan ondergaan en wachten op hulp van buiten uit) naar een 'verantwoordelijk-subject' (we spelen een actieve rol in ons eigen bestaan, onze evolutie).
Deze fase van Sofronisatie leidt naar een bewustzijnsniveau, het sofroliminaal niveau. Op dit niveau wordt de rest van de sessie afgewerkt. Dit kan ofwel een dynamische relaxatie zijn ofwel een beoefening van technieken welke toelaten de capaciteiten van het bewustzijn te ontdekken en te ontwikkelen.
Belangrijk is het om de capaciteit, het positieve van ons bestaan waar te nemen, te ontwikkelen. Iedere ervaring wordt op een positieve, negatieve of neutrale manier beleefd. Al deze ervaringen worden met hun polarisatie gememoriseerd. Het 'ZIJN' kan negatief evolueren door een opeenvolging van negatieve ervaringen ofwel positief door een opeenstapeling van positieve ervaringen. De positieve relatie met ons lichaam, ontstaan tijdens de basissofronisatie en tijdens de dynamische relaxatie laat ons toe een groot aantal van onze structuren van ons bewustzijn te positiveren. Bovendien is op dit bewustzijnsniveau de verbeeldingskracht vergroot en zullen de ervaringen (vivantia), beleefd op dit niveau, rechtstreeks in het bewustzijn worden gegrift.
6. - Indicaties
De Sofrologie kan vanaf een leeftijd van 7 jaar worden toegepast.
Medische indicaties Zoals bij alle ernstige problemen raden wij ook hier aan eerst de huisarts te raadplegen. Zij zijn op de hoogte van de techniek en zullen doorverwijzen indien nodig.
Profylactische (preventieve) indicaties
Op persoonlijk vlak - aanwakkeren van zelfvertrouwen, - herstel van harmonie en rust binnen zichzelf, - ontdekken van nieuwe waarden, - aanwakkeren en dynamiseren van persoonlijke mogelijkheden, - het leren omgaan met stress op het werk en het uitwerken van een anti-stress plan, - verbeteren van geheugen en de concentratie, - zwangerschapsbegeleiding.
Op sportief vlak - verbeteren van de zelfbeheersing, - verhoging van de concentratie, - voorbereiden van wedstrijden, - overwinnen van faalangst.
Op pedagogisch/sociaal vlak - voorbereiden van examens, - creativiteit aanwakkeren, - geheugentraining, - aannemen van uitdagingen, - zich beter aanpassen aan moeilijke situaties.
Om een efficiënt resultaat te bekomen dient men aan twee voorwaarden te voldoen :
een regelmatige training
een goed gekwalificieerd Caycediaans Sofroloog raadplegen die de drie cycli van de opleiding doorlopen heeft en in het bezit is van de titel 'Master specialist in de sofrologie'.
Balans in je leven Deepak Chopra (vertaald uit het Engels door P. Ransijn, J. Segaar – illustraties : S. Van Damme) - Uitgeverij Ankh-Hermes, december 2005 – ISBN 10 : 9020244019 - ISBN13 : 9789020244014 Ziekte berust op een verstoring van evenwicht tussen die drie dosha's : 'vata', 'pitta' en 'kapha', 'kwaliteiten' die volgens het ayurvedische mensbeeld in een bepaalde mengeling in ons aanwezig zijn. Genezing betekent dus het tot stand brengen van een voor onze persoon uniek evenwicht tussen de dosha's, waardoor we zowel psychisch als lichamelijk beter in balans en meer in harmonie met onszelf zullen komen. Dit boek geeft een overzicht van de rijke schakering aan therapeutische mogelijkheden die de ayurvedische arts door de oude traditie worden aangereikt of die op basis van universitair onderzoek, dat in India nog steeds wordt verricht, zijn ontwikkeld. Cfr. : - http://www.bol.com/nl/p/boeken/balans-in-je-leven/1001004002717976/index.html - http://nl.sebastianbooks.com/passages/balans+in+je+leven/het+evenwicht+herstellen - http://www.bol.com/nl/p/boeken/balans-in-je-leven/666759995/index.html
Boek van de stem - Haar vormende en heilzame krachten begrijpen en ervaren Annette Cramer - Synthese Uitgeverij b.v. (2 editie), november 1999 – ISBN10 : 9062290620 – ISBN13 : 9789062290628 Het 'Boek van de stem' beschrijft - voor het eerst vanuit verschillende, samenhangende perspectieven - het spreken en zingen van de mens door de eeuwen heen, tot en met de hedendaagse kennis en therapeutische toepassingen. Zowel de lichamelijke, als de culturele, psychische en spirituele aspecten van de taal, de stem en het zingen komen diepgaand aan de orde. De auteur gaat in op lichaams- en handentaal, de magische kanten van de stem en de bijzondere eigenschappen van de vrouwenstem. Zij gaat nog uitgebreider in op de praktische kanten: eenvoudige lichaams- en stemoefeningen, vocaal-ruimtelijk werk, toning, het in trilling brengen van chakra's en de genezende geluiden uit de Chinese traditie krijgen de aandacht. Met behulp van de oefeningen kan een ieder naar believen zijn stem - en daarmee zichzelf - stap voor stap verkennen en tot vervulling brengen. Nog niet eerder is de stem vanuit interdisciplinair oogpunt zo omvattend en diepgaand beschreven. Cfr. : http://www.bol.com/nl/p/boeken/het-boek-van-de-stem/666853232/index.html
De kwantum dokter Amit Goswami (vertaald uit het Engels door Ruud van der Helm) – Servire, januari 2007 – ISBN10 : 9021584166 – ISBN13 : 9789021584164 Dit boek geeft een heel nieuwe visie op geneeskunde. Onderzoek heeft aangetoond dat het bewustzijn een grote, vaak doorslaggevende rol speelt bij ziekte en genezing. Amit Goswami is een vooraanstaand natuurkundige en pleit voor een vergaande integratie van kwantumfysica, biologie en geneeskunde. Hij benadert zowel reguliere als alternatieve geneeswijzen met een strikt wetenschappelijke houding en komt met zeer verrassende resultaten over de kwantumeffecten die inwerken op geest en lichaam. “De kwantum dokter' toont aan dat schijnbaar verschillende methoden als ayurveda, homeopathie en acupunctuur kunnen worden samengebracht in een overkoepelend systeem : een wetenschappelijke én spirituele geneeskunde op basis van bewustzijn, biologie en creativiteit. Deze nieuwe wetenschappelijke en tevens diep spirituele visie biedt zowel patiënten als artsen talloze nieuwe aanknopingspunten. Cfr. : http://www.bol.com/nl/p/boeken/de-kwantum-dokter/1001004002903839/index.html
Fenomenologie van de waarneming Maurice Merleau-Ponty - De oorspronkelijke titel : 'Phenomenologie de la perception' (vertaald door D.Tiemersma en R.Vlasblom) - Ambo, Amsterdam, 1997 Recensie van Leonie Breebaart, Trouw, 13-03-1998 : 'Filosofische vraag : waar hoort mijn arm eigenlijk bij ?' Zo beroemd als Sartre is de Franse filosoof Maurice Merleau-Ponty (1908-1961) nooit geworden, maar 37 jaar na zijn dood lijkt daarin verandering te komen. Terwijl Sartre bij Nederlandse filosofen uit de gratie is geraakt, groeit de belangstelling voor Merleau-Ponty, ooit beschouwd als geestverwant en zelfs als leerling van Sartre. Het lijkt een goed moment om zijn magnum opus, de 'Phénoménologie de la perception' uit 1945 in vertaling op de markt te brengen. Waaraan is de revival te danken ? Het ligt voor de hand te wijzen op Merleau-Ponty's kritische marxisme, dat ons achteraf als verstandig en geloofwaardig voorkomt. Anders dan Sartre keerde hij zich al in 1947 tegen de terreur van het Sovjetregime. In 1955 kwam het vanwege Sartre's 'ultrabolsjewisme' zelfs tot een breuk tussen de twee. In de 'Fenomenologie van de waarneming' speelt de politiek op het eerste gezicht een ondergeschikte rol. Pas in het laatste hoofdstuk vinden we een - tegen Sartre gerichte - uitweiding over de vraag hoe klassenbewustzijn ontstaat. Niet bepaald een brandende kwestie, in onze ogen, maar er steekt achter deze passage toch meer dan het lijkt. Merleau-Ponty uit hier indirect kritiek op Sartre's geloof in absolute vrijheid. Klassenbewustzijn is volgens hem niet het resultaat van een vrije, bewuste beslissing, maar van een langzaam rijpingsproces, dat pas later 'in woorden uiteenbarst'. Maar het belangrijkste verband tussen Merleau-Ponty's politieke en zijn filosofische betekenis ligt in zijn respect voor de complexiteit van onze werkelijkheid. Merleau-Ponty heeft die werkelijkheid nooit tot een overzichtelijk schema terug willen brengen en dat maakte hem, behalve tot een kritisch partijlid, vooral tot een groot fenomenoloog. Werkelijkheidszin is immers van doorslaggevende betekenis voor een fenomenoloog; de fenomenolgie stelt zich tot taak om de werkelijkheid van onze ervaring zo ondogmatisch mogelijk te beschrijven. Dat wil zeggen : zo min mogelijk beïnvloed door wat wetenschappers en anderen als vaststaand aannemen. Schijnbaar vanzelfsprekende tegenstellingen, zoals waar en onwaar, lichaam en geest, vrij en onvrij, moeten aan de zuivere ervaring getoetst worden. Om dat te doen maakt de fenomenologie gebruik van beschrijvingen in plaats van argumenten of verklaringen. Maar dan moet de schrijver ook wel precies en onbevooroordeeld te werk gaan. Juist daarin toont Merleau-Ponty zich een meester. Het volgende citaat geeft een indruk van zo'n 'ondogmatische' beschrijving : “Laten we beginnen de ruimtelijkheid van het eigen lichaam te beschrijven. Als mijn arm op de tafel rust, zal ik nooit op de gedachte komen te zeggen dat deze zich naast de asbak bevindt zoals de asbak zich naast de telefoon bevindt. De omtrek van mijn lichaam vormt de grens die niet door de gewone ruimtelijke betrekkingen wordt overschreden.” Maar hoe gewoon en hoe evident deze beschrijving ook klinkt, ze brengt de categorieën van het gezonde verstand - en van de empirische wetenschap - wel degelijk aan het wankelen. Want ja, waar hoort mijn arm eigenlijk bij: niet zomaar bij de dingen, al is hij van vlees en bloed, maar toch ook niet bij mijn bewustzijn. Mijn arm is noch object, noch subject of misschien allebei tegelijk. Het is een buitenbeentje dat laat zien hoe grof en gebrekkig de categorieën zijn, waarin we onze waarneming opdelen. Even dicht-bij-huis zijn de voorbeelden waarmee Merleau-Ponty zijn originele hoofdstelling onderbouwt. Die stelling luidt dat het lichaam een eigen manier van waarnemen heeft, die aan de kennis van het bewustzijn voorafgaat. Op zijn kortst samengevat : 'ik kan' komt vóór 'ik denk'. “Wanneer ik mij in mijn huis verplaats weet ik meteen en zonder enige redenering dat naar de badkamer lopen dicht langs de slaapkamer lopen betekent, dat naar het raam kijken de schoorsteen aan mijn linkerzijde hebben betekent”, schrijft Merleau-Ponty. En hij concludeert dat we via ons lichaam thuis zijn in de wereld, zonder dat en voordat we ons bewustzijn op die wereld richten. Die conclusie betekent kritiek aan het adres van de zogeheten bewustzijnsfilosofie, die aan het 'ik denk' niets vooraf laat gaan. Met die kritiek staat Merleau-Ponty niet meer alleen, maar de fenomenologische finesse waarmee hij te werk gaat, maakt nog steeds indruk. Mede dankzij de natuurlijke stijl van de vertalers klinken de beschrijvingen in dit boek nog zo helder of zij gisteren werden geschreven en hebben ze ook het effect dat ze moeten hebben. Ze brengen, om met Husserl te spreken, de 'nog zwijgende ervaring' ter sprake, ze verwoorden ervaringen die voorheen door de mazen van onze begrippen heen glipten. Een filosoof die daarin slaagt veroudert niet. Cfr. : http://www.trouw.nl/krantenarchief/1998/03/13/2484428/Filosofische_vraag__waar_hoort_ mijn_arm_eigenlijk_bij_.html
Handboek neuropsychologie - De biologische basis van het gedrag G. Vingerhoets & E. Lannoo - Uitgeverij Acco, april 1998 – ISBN10 : 9033438828 – ISBN13 : 9789033438820 Dit handboek slaat een brug tussen beide disciplines. Na de inleidende hoofdstukken over neuroanatomie en zintuigluike neurofysiologie, worden de neuropsychologische inzichten omtrent cognitieve functies - aandacht, geheugen, taal en spraak, spatieel en emotioneel gedrag, executieve functies, motoriek en apraxie - en hun cerebrale lokalisatie verduidelijkt en toegelicht. Ruime aandacht gaat naar de klinische manifestaties van elke functie, die worden toegelicht met gevalsbeschrijvingen, taalstalen en voorbeelden uit de praktijk. Cfr. : http://www.bol.com/nl/p/boeken/handboek-neuropsychologie/666826295/index.html
Hara - Het dragende midden van de mens K. von Durckheim - Uitgeverij Ankh-Hermes, februari 1986 – ISBN10 : 9020240668 – ISBN13 : 9789020240665 'Hara' is Japans voor 'buik', in de betekenis van het 'juiste zwaartepunt', de oorspronkelijke eenheid van het leven. Dit midden biedt de mens de ware eenheid van lichaam, ziel en geest. Alleen met Hara (her)vindt de mens zijn juiste gestalte in houding, adem, spanning en ontspanning. Door in Hara af te dalen zijn we verbonden met de aarde, maar tegelijk met het Zijn boven tijd en ruimte. We leven uit Hara en beleven hierin onze stilte, kracht en vervulling. Hara vinden we alleen door beoefening ervan. Von Dürckheim geeft daarom een gedetailleerde leidraad voor het oefenen op de weg naar zelfverwerkelijking. Wat daarbij overbodig of van geen waarde voor de westerse mens is, heeft hij achterwege gelaten. Het zijn stuk voor stuk praktische oefeningen, op zen gebaseerd, om met het wezen der dingen in contact te komen. Naast theorie en oefeningen is ook een aantal zen-teksten opgenomen, die de uiteenzetting van Von Dürckheim nog eens onderstrepen en illustreren. 'Hara' is een goed onderbouwd boek, waarin zij die zich in zen en Japanse filosofie willen verdiepen veel van hun gedrag zullen vinden. Voor hen die de weg naar zelfverwerkelijking, naar harmonie met zichzelf en met de omgeving gaan, is deze uitgave meer dan een richtinggevende gids. Cfr. : http://www.bol.com/nl/p/boeken/hara/666767401/index.html
Het bewustzijn verklaard Daniel C. Dennett (vertaald door Ton Maas, F. Smeets ) - Olympus pockets, november 2007 - ISBN10 : 9046700607 – ISBN13 : 9789046700600 Dennetts magnum opus over het bewustzijn is geschreven voor een generatie die met Star Trek is grootgebracht in een stijl die ook de lezer die geïnteresseerd is in moderne filosofie, kunst en literatuur aanspreekt. Dennett benadert het raadsel van het bewustzijn aan de hand van uiteenlopende vragen als : hoe geeft het brein de tijd weer, waarom zijn er kleuren, hoe spinnen mensen een zelf, waarom is zien geloven en wat zijn de problemen van de populaire psychologie ? Cfr. : http://www.bol.com/nl/p/boeken/het-bewustzijn-verklaard/1001004004987581/index.html
Kwantumbewustzijn Stephen H. Wolinsky - Kristi L. Kennen - Ananto Dirksen – Altamira, 1997 – ISBN : 9789069633824 Kwantum Bewustzijn is een verdieping van de psychologie, daar zij verbanden zichtbaar maakt waar voorheen van grenzen werd uitgegaan. Wolinsky omschrijft het proces van innerlijke bewustwording in niveaus van bewustwording. Middels concepten en oefeningen reikt ieder niveau ervaringen aan van waaruit je verder kunt gaan naar een volgend niveau. Een diepgang die de lezer middels heldere en expliciete aanwijzingen brengt naar de 'waarom' en 'wie ben ik' vragen. Een boek dat de existentiële vragen ontdoet van alle franje en doordringt tot onze essentie. Cfr. : http://www.cosmox.nl/bestel/kwantumbewustzijn-stephen-wolinsky-9789069633824
Leef-tijd - Heldere geest, gezond lichaam : nieuwe kijk op ouder worden Deepak Chopra (vertaald door Vivian Franken) – Servire, augustus 2002 – ISBN10 : 9021536544 - ISBN13 : 9789021536545 In 'Leef-tijd : een nieuwe kijk op ouder' worden combineert Deepak Chopra zijn theorie van de 'intelligente cel' met recent onderzoek op het gebied van het verouderingsproces. Hij toont op toegankelijke wijze aan hoe de 'negatieve' gevolgen van het ouder worden kunnen worden voorkomen. Chopra gaat ervan uit dat het verouderingsproces ingrijpend kan worden beïnvloed door gebruik te maken van de invloed van ons denken en handelen op onze cellen. Zijn stelling is : 'naar een heldere geest in een gezond lichaam'. Zijn uitgangspunt is spiritueel, maar zijn uitdagende observaties zijn gegrondvest in de moderne wetenschap en zijn kennis van de grote geestelijke tradities. Het paradigma dat Chopra op basis hiervan heeft ontwikkeld, is dat van de 'intelligente' cel. Dit houdt in dat het gehele lichaam een veld van bewustzijn is en dat de activiteit in de cellen direct wordt beïnvloed door ons denken en handelen. 'Leef-tijd' bevat veel praktische aanwijzingen en oefeningen, om zelf Chopra's theorie in praktijk te brengen. Dit boek helpt de lezer een positievere en hoopvollere kijk op het ouder worden te ontwikkelen. Cfr. : http://www.bol.com/nl/p/boeken/leef-tijd/1001004001651104/index.html
Leven zonder grenzen - Je eigen werkelijkheid vormgeven Deepak Chopra - Kosmos Uitgevers, maart 1997 - ISBN10 : 9063254229 – ISBN13 : 9789063254223 In 'Leven zonder grenzen' beantwoordt Chopra de complexe vraag in hoeverre de mens zijn eigen realiteit kan vormgeven. Dat mensen ruimschoots in staat zijn zichzelf door hun denken allerlei beperkingen op te leggen is algemeen bekend. Maar er bestaan aarzelingen om de andere, positieve, kant van de medaille te ontkennen, namelijk dat we eveneens zijn te leven zonder die beperkende grenzen. Met ene uitdagende gedrevenheid beschrijft Chopra eerst de werking van de geest. Vervolgens verbindt hij diverse disciplines met elkaar, van de moderne fysica en de neurologie tot de oude Indiase religieuze tradities en vertelt hij over zijn eigen leven en over gevallen uit zijn praktijk, om te illustreren dat het mogelijk is de beperkingen van de eigen geest te overstijgen. In het laatste deel van het boek zet hij in heldere bewoordingen uiteen waarom de kracht van het bewustzijn grenzeloos is. Cfr. : - http://www.bol.com/nl/p/boeken/leven-zonder-grenzen/666760007/index.html - http://nl.sebastianbooks.com/passages/leven+zonder+grenzen+-+je+eigen+werkelijkheid+vormgeven/vergissing+van+het+intellect
Licht leven - De kern van holisme uitgelegd Edith Hagenaar - Palaysia Productions, Gronausestraat 201, 7533 BZ Enschede (1e druk), juli 2008 – ISBN10 : 9076541043 – ISBN13 : 9789076541044 Je bent spiritueel, maar hoe leg je dat nou uit ? Hagenaar verstaat de kunst om een complex begrip als holisme voor iedereen toegankelijk te maken. In haar makkelijk leesbare stijl neemt zij de lezer mee langs de kernwaarden van spiritueel leven. Cfr. : http://www.bol.com/nl/p/boeken/licht-leven/1001004005328396/index.html
Sofrologie, een oplossing voor angst – Interview met Alain Héril Gezondheid.be Flauwvallen de dag vóór de examens, schrik voor liften, schrik voor een wedstrijd ?… Sofrologie kan een oplossing zijn voor die blokkades. Alain Héril, sofroloog, geeft wat meer uitleg over die methode. Cfr. : http://www.e-gezondheid.be/interview-sofrologie-oplossing-angst/angst-32-18-4111.htm
Spirituele intelligentie - De kwaliteit die grenzen verlegt Danah Zohar & Ian Marshall (vertaald door Marjolijn Stoltenkamp) – Servire / Kosmos Z & K, 2000, april 2000 – ISBN10 : 9021532093 – ISBN13 : 9789021532097 Met de traditionele intelligentietest wordt uw denkkracht gemeten. Om met uw eigen gevoelens en die van anderen om te kunnen gaan, hebt u emotionele intelligentie nodig. Maar er is nog een derde factor in het spel. Met uw spirituele intelligentie kiest u tussen goed en kwaad, bent u creatief, zoekt u naar de zin van uw leven en treedt u in contact met het hogere. Dromen, idealen, visies en aspiraties zijn de mens voorbehouden en worden gestuurd door uw spirituele intelligentie, de intelligentie van de ziel. Alleen hiermee bent u volledig mens, alleen hiermee verlegt u grenzen. 'Spirituele intelligentie' is het baanbrekende boek dat deze intens menselijke, maar tot nog toe niet herkende kwaliteit blootlegt. Met veel voorbeelden tonen de auteurs aan wat spirituele intelligentie is, hoe ze werkt en hoe u er bewust gebruik van kunt maken. Er is ook een vragenlijst om uw eigen spirituele intelligentie te meten. 'Spirituele intelligentie' is een meeslepend boek dat u een geheel nieuw zicht op uzelf en de mensheid geeft. Cfr. : http://www.bol.com/nl/p/boeken/spirituele-intelligentie/666862734/index.html
Verander uw brein verbeter uw leven - De grote doorbraak bij het overwinnen van angst, obsessie, boosheid, depressie en impulsief gedrag Daniel G. Amen ('Change your brain, change your life', 1998 - vertaald door Marten Hofstede)- Uitg. Elmar B.V., 2000 – ISBN10 : 9038909268 - ISBN13 : 9789038909264 In dit baanbrekende boek zult u de wetenschappelijke bewijzen vinden dat uw angst, depressie, woede, geobsedeerdheid of impulsiviteit verband houden met de manier waarop bepaalde structuren in uw hersenen werken. Maar u zit niet vast aan het brein waarmee u geboren bent. Hier volgen een paar van de verrassende - en effectieve - "breinrecepten" van de neuropsychiater dr. Daniel Amen die uw brein kunnen helpen genezen en uw leven kunnen veranderen. Om angst en paniek de kop in te drukken : volg de '18/40/60-regel'. Gebruik eenvoudige ademhalingstechnieken om innerlijke commotie onmiddellijk tot bedaren te brengen. Leer welke voedingsstoffen angst kalmeren. Om depressie te bestrijden : leer uw automatische negatieve gedachten uit te bannen. Leg een bibliotheek van geweldige emotionele ervaringen aan. Omring uzelf met antidepressieve geuren. Om woede tot bedaren te brengen : volg het 'Amen anti-woede dieet'. Leer de voedingsstoffen kennen die woede kalmeren. Laat Mozart u kalmeren. Om impulsiviteit te overwinnen en u te leren concentreren : ontwikkel totale doelgerichtheid met het "Eén-pagina Wonder". Gebruik licht en geluid om geconcentreerd te blijven. Laat u begeleiden door een professionele organisator. Om een eind te maken aan buitensporig gepieker : leer de voedingsstoffen en voedingsmiddelen kennen die helpen. Volg de schrijfoefening om los te komen. Maak eenvoudige probleemoplossingsoefeningen. Cfr. : - http://www.bol.com/nl/p/boeken/verander-uw-brein-verbeter-uw-leven/666856873/index.html - http://users.telenet.be/minervaria/Gezondheidszorg/AmenDG00.html
Zijn en tijd Martin Heidegger (vertaald door Mark Wildschut) – SUN Kritak (druk 1), februari 1999 - ISBN10 : 906168675X – ISBN13 : 9789061686750 Cornelis Verhoeven in Trouw : “Met bewonderenswaardige toewijding vertaald door Mark Wildschut. Wie het boek aandachtig leest, zal niet meer herstellen van de schok die het in zijn intellectuele huishouding teweegbrengt en zich voorgoed de flits herinneren die het probeert op te roepen en die het hele leven van Heidegger als filosoof heeft bepaald." Cfr. : http://www.bol.com/nl/p/boeken/zijn-en-tijd-druk-1/666836230/index.html Cfr. : http://books.google.be/books?id=_0QKnt3uzQgC&dq=Heidegger+-+Zijn+en+Tijd&printsec=frontcover&source=bn&hl=nl&ei=jd7sSZWaFs3R-Qbtqo3EBQ&sa=X&oi=book_result&ct=result&resnum=4 Lees ook : - Leeswijzer bij 'Zijn en tijd' van Martin Heidegger J. van Sluis - Uitgeverij Damon (druk 1), juni 1998 - ISBN10 : 9055731722 – ISBN13 : 9789055731725 Deze leeswijzer sluit nauw aan bij Heideggers 'Sein und Zeit' en is zowel bruikbaar bij de bestudering van de oorspronkelijke Duitstalige uitgave als bij de recente Nederlandse vertaling door Mark Wildschut (SUN-uitgave). Het inleidende hoofdstuk wil de lezer een handreiking bieden: met een ruwe omschrijving van de probleemstelling en met behulp van enkele metaforen wordt de lezer toegerust voor de door Heidegger veronderstelde leeswijze (ontologisch in plaats van ontisch, om in Heideggers woorden te spreken). De meer gedetailleerde toelichting behelst een samenvatting van 'Sein und Zeit' waarbij elke paragraaf afzonderlijk wordt samengevat. Steeds wordt daarbij verwezen naar de betreffende pagina's uit de Nederlandse vertaling; daarnaast worden ook de Duitse equivalenten vermeld. Verder bevat deze leeswijzer een verklarende woordenlijst, een concordantie van Duitse termen en hun Nederlandse vertalingen, een personenregister en een beknopte literatuurlijst. Cfr. : http://www.bol.com/nl/p/boeken/leeswijzer-bij-zijn-tijd-van-martin-heidegger-druk-1/666816169/index.html - De actualiteit van Martin Heideggers 'Zijn en tijd' Marc van den Bossche, Chrisjan Bremmers, Alfred Denker, Elisabeth den Hartog - de Haas, Ben Vedder, Gerben Meynen en Vincent Blok - Uitgeverij Damon, 2007 – ISBN : 9789055737895 Essays van verschillende auteurs die vetrouwd zijn met Heidegger's denken, ter gelegenheid van de 80ste verjaardag van 'Sein und Zeit'. Cfr. : http://www.felix-en-sofie.nl/boeken/597/marc-van-den-bossche--actualiteit-van-martin-heideggers-zijn-en-tijd/
Cerveau & conscience - De la matière et de l'esprit Raymond Abrezol - Editeur : Bernet-Danilo - Magnard, 15-04-1999 - ISBN10 : 2-912663-22-9 - EAN13 : 9782912663221 Le cerveau, cet organe extraordinaire, responsable de toutes nos actions, de nos pensées, de nos faits et gestes, dont les structures se dévoilent avec les progrès de la neuroscience est matériel et palpable... La conscience, elle, est immatérielle, impalpable, invisible. Elle ne peut être étudiée que par des moyens empiriques et philosophiques, éventuellement par les données de la nouvelle physique. L'homme n'est pas seulement l'animal au cerveau le plus complexe - il a, à peu près, 4 fois plus de neurones qu'un gorille - mais il est l'aboutissement de toute une évolution. On retrouve en lui toute l'histoire des espèces depuis les vers... jusqu'aux grands singes. L'homme a développé le cerveau le plus évolué avec l'apparition de la pensée, de la réflexion et de la spiritualité, mais il n'a pas le cerveau le plus lourd. Savez-vous que celui de la baleine pèse 6 kilos ? Qu'en poids relatif les souris et les chimpanzés sont mieux pourvus que l'homme ! En réalité la particularité la plus significative du cerveau humain demeure sa capacité infinie. Chaque individu peut innover, inventer, faire quelque chose que personne d'autre avant lui n'a encore fait. Nous, ainsi que les générations qui nous suivront, devrons apprendre à nous servir de notre cerveau, à exploiter son immense potentiel mais aussi, en dépassant ses peurs et réflexes ancestraux, à ouvrir sa conscience vers une plus grande humanité... Cfr. : - http://www.anibis.ch/n/2147650 - http://www.chapitre.com/CHAPITRE/fr/BOOK/abrezol-raymond/cerveau-et-conscience,1608766.aspx
Gentle Bridges - Conversations with the Dalai Lama on the sciences of mind Jeremy W. Hayward & Francisco J. Varela - Shambhala Publications (new edition), Oktober 2001 - ISBN10 : 1570628939 – ISBN13 : 9781570628931 What is the essence of the mind ? Could computers ever have consciousness ? Can compassion be learned ? When does consciousness enter the human embryo ? These are just some of the many questions that were discussed during a historic meeting that took place between several prominent Western scientists and the Dalai Lama. Gentle Bridges is a chronicle of this extraordinary exchange of ideas. Cfr. : http://www.bol.com/nl/p/boeken-engels/gentle-bridges/1001004001485734/index.html
Holism and Hermeneutics H.L. Dreyfus - The Review of Metaphysics 34.1 (1980): 3-23 - Rpt. in 'Hermeneutics and Praxis' - Ed. Robert Hollinger - University of Notre Dame Press ('Revisions - A Series of Books on Ethics'), January 1986
L'Alliance du ciel & de la terre - Par la Sophrologie transpersonnelle - Nos vies passées, nos vies futures et les autres mondes André Daprey et Nadine Boutron Spécialistes de la Sophrologie transpersonnelle, les auteurs ont mis au point une technique d'exploitation des Etats Modifiés de Conscience, en accord avec les travaux de C. Jung, permettant de se libérer des stress accumulés au cours des vies successives. De l'esprit de pionnier d'André Daprey, soutenu par vingt années d'expérimentation et un vécu de trente années de pratiques initiatiques, sont nés des groupes de recherche en État Modifié de Conscience sur les vies passées, les vies futures et les contacts avec d'autres mondes. Cet ouvrage relate la singulière aventure de ces groupes, laquelle va déboucher sur de bien surprenantes rencontres... S'il est pour certains, le récit aventureux d'un voyage dans les profondeurs de l'être, ce livre est surtout un avertissement et un message qui remonte de la Sagesse Millénaire vers une humanité exposée à tous les dangers pour s'être coupée de l'essentiel. Sa lecture enclenche une action psychothérapeutique puissante. A l'entrée dans l'Ere du Verseau, cet ouvrage ouvre une voie à tous ceux qui craignent, qui doutent, qui cherchent. Cfr. : http://www.sophronet.com/rubr_3_p1.htm
L'Eveil de l'homme lumière - Accès au monde de l'invisible André Daprey Fort de l'expérience des nombreux groupes de recherche en État Modifié de Conscience, dirigés en France, en Belgique et au Canada, André Daprey nous dévoile à travers de passionnants récits vécus, la grande mutation de l'être humain au seuil de l'Ere du Verseau. Il nous fait vivre l'éveil de ces facultés nouvelles qui lui donnent accès aux mondes parallèles, à l'invisible, en d'autres termes à la mémoire des hommes, des espèces et autres règnes (minéral, végétal et animal) et aussi à la mémoire des lieux. Cfr. : http://www.sophronet.com/rubr_3_p1.htm
L'idée de la phénoménologie Edmund Husserl - Presses Universitaires de France (PUF) (5e édition), 01-12-1992 – ISBN-10 : 2130448607 – ISBN-13 : 978-2130448600 Journal en date du 25 septembre 1906, FIua, I, P. VII-VIII : Quatrième de couverture - Les cinq leçons dont se compose L'idée de la phénoménologie furent prononcées à l'Université de Göttingen, en avril-mai 1907. Husserl traversait alors une crise tant personnelle (le retard persistant à l'accès au statut de professeur ordinaire en philosophie) que théorique (aucune publication depuis les Recherches logiques de 1900-1901, mal comprises d'ailleurs par ses contemporains). D'où une nouvelle décision : "En premier lieu, je nomme le problème général que je me dois de résoudre pour moi, si je veux pouvoir me donner le titre de la philosophie. Je veux dire une critique de la raison (...). J'ai plus qu'assez goûté aux tourments de l'obscurité, du doute qui va et vient. Je dois parvenir à une intime assurance. Je sais bien qu'il s'agit là d'une grande, d'une très grande chose, je sais bien que de grands génies y ont échoué et, si je voulais me comparer à eux, je devrais me désespérer par avance." Cfr. : http://www.amazon.fr/Lid%C3%A9e-ph%C3%A9nom%C3%A9nologie-Edmund-Husserl/dp/2130448607
L'inscription corporelle de l'esprit Francisco J Varela, Evan Thompson, Eleanor Rosch – Ed. Seuil, 01-03-1999 – ISBN-10 : 2020134926 – ISBN-13 : 978-2020134927 Depuis son émergence en Occident, la science s'est construite en rupture avec l'expérience humaine, avec la façon dont nous percevons les choses. Cette 'coupure épistémologique' est à l'origine du schisme entre la science et la philosophie. Or aujourd'hui, la science s'attaque à ce domaine qu'elle avait concédé à la philosophie : l'esprit humain - et c'est ce qu'on appelle les 'sciences cognitives'. Ce livre montre magistralement que par leurs avancées les plus récentes, dont ils dressent un bilan fort éclairant en lui-même, les sciences cognitives déconstruisent la conception classique du sujet humain que nous a léguée la philosophie. En fait, elles vont si loin dans ce sens qu'elles nous permettent de penser l'esprit en dehors de toute référence à la notion de sujet. Cette “déconstruction' risque de nous désespérer si elle reste confinée au monde de la science, une science bien décidée à envahir tout le domaine qu'elle avait laissé à la philosophie. Il ne faut donc laisser ni à la science ni à la philosophie le monopole de cette déconstruction de l'image classique et rassurante du sujet humain : il faut éduquer notre expérience à la faire pour notre propre compte. Ce livre, entre autres mérites, propose une méthode pour y parvenir. C'est, selon les auteurs, la tradition bouddhique de la 'voie moyenne' qui peut nous permettre, existentiellement, de nous voir comme des êtres pensants sans sujet et de faire nôtre, 'sans angoisse', une éthique du 'sans fond'. Cfr. : http://www.amazon.fr/Linscription-corporelle-lesprit-Francisco-Varela/dp/2020134926
Sofrologie - De patiënt helpen zijn zelfvertrouwen te vinden - Deel II
Sofrologie De patiënt helpen zijn zelfvertrouwen te vinden
Deel II
Manque de confiance, morosité, mal-être… Quand on tourne en rond, que le malaise croît jusqu’à perturber de façon durable son travail, ses relations amicales et familiales… Alors, il est peut-être temps de consulter. «Une personne envisageant de demander l’aide d’un psy dit souvent qu’elle est mal dans sa peau ou qu’elle se sent malheureuse”, remarque le psychanalyste Roger Perron (1) : “Elle laisse entendre que quelque chose ne va pas, mais qu’elle ne sait pas bien quoi.» D’autres évoquent telle ou telle situation spécifique. «Quand on parle des conflits et des deuils de la vie, il s’agit de difficultés psychologiques liées aux circonstances», précise le Pr Frédéric Rouillon, professeur de psychiatrie à l’université Paris V. Certaines, comme un chagrin d’amour, peuvent faire souffrir. Mais ce n’est pas une maladie comme la dépression ou le trouble bipolaire où des phases dépressives alternent avec des accès d’exaltation. «Certains problèmes ont trait à des modes relationnels conflictuels avec des collègues ou le conjoint, des enfants ou un supérieur, des parents ou des amis”, détaille le Pr Rouillon : “Une sexualité mal assumée peut susciter des insatisfactions. Des difficultés sont liées à des situations ou des faits extérieurs : souffrance après un deuil, perte de travail, déception sentimentale, échec… D’autres sont définies par ce que l’on pense ou ressent. C’est le manque de confiance en soi. Cela peut être un sentiment de malaise, de mal-être existentiel, d’inconfort, de morosité ou d’insatisfaction.» Ces difficultés psychologiques peuvent se traduire par une gêne faible et passagère. Il n’y a souvent rien à faire. «On trouve son “autothérapie” soi-même”, affirme le Pr Frédéric Rouillon : “D’une certaine manière, tout est psychothérapeutique. Si vous allez parler à une femme ou à un homme que vous aimez, c’est psychothérapeutique. L’acquisition d’une voiture qui vous plaît le devient. Une soirée avec de bons amis l’est aussi. Ce terme signifie : aller mieux grâce à une intervention psychologique. Toutes ces actions ont cet effet.» Dans d’autres cas, ce que l’on tente pour aller mieux ne réussit pas. Le malaise croît. Il handicape. Il peut donner lieu à une souffrance psychique, plus ou moins grande, qui se prolonge. Ces tourments risquent d’aggraver encore la situation au travail, les bonnes relations avec son conjoint, ses enfants ou ses proches. Il devient utile de voir un psychothérapeute pour trouver des solutions au-delà des tentatives déjà effectuées. Plus rarement, des prises de risques inquiètent vraiment. Des mises en jeu de sa vie ou de celle d’autrui surviennent : tentative de suicide, dépendance à l’alcool ou à une drogue en dépit d’un enjeu vital, violence se traduisant par des passages à l’acte sur un proche… Il devient crucial d’en parler. Cela relève de l’accueil et du suivi attentif par une équipe de professionnels formés aux «psychothérapies des périodes de crise»(2) et travaillant en équipe. On trouvera les adresses de ces équipes dans les centres médicopsychologiques. Les troubles anxieux et dépressifs Une personne peut développer des troubles anxieux ou dépressifs, termes qui désignent un large spectre de manifestations. «Les troubles dépressifs vont des réactions aux déceptions ou décès jusqu’aux maladies graves», nuance Frédéric Rouillon. Lorsque ces manifestations sont bénignes, on peut être triste quelques jours et ne plus l’être ensuite, sans s’être rendu à la moindre consultation, sans avoir pris le plus petit médicament. Légère et temporaire, la déprime relève des difficultés psychologiques. À l’opposé, la dépression mélancolique est une maladie grave et rare. De même, l’anxiété peut présenter une large gamme d’expressions, des plus banales aux plus spectaculaires. «L’anxiété est normale, et même utile, chez l’être humain”, rappelle-t-il : “Elle mobilise nos ressources pour fuir ou faire face. Mais il existe aussi des formes exacerbées d’anxiété, dont l’ampleur ne présente aucune commune mesure avec la situation.» On glisse alors du domaine des réactions courantes à celles qui peuvent suffisamment gêner pour relever de la psychothérapie. Questions, hésitations et solutions «Dans ce type de situation, on a souvent tendance à incriminer des causes extérieures”, indique Roger Perron : “On accuse les temps actuels. Une personne citera les dysfonctionnements ou l’état fâcheux de la société. Une autre présentera ses difficultés et ajoutera : “Mais il n’y a qu’à regarder : tout le monde va mal.” Certains insistent sur “la faute à pas de chance”. D’autres mentionnent, en soupirant, leur femme ou leur mari. Ce sont souvent des faits réels. Mais s’y référer toujours peut empêcher de penser à d’autres aspects de sa vie.» Le thérapeute est tenté de répondre : «Vous avez probablement raison. Cette société ne va pas bien. Mais il est utile de se demander quel effet cela fait à l’intérieur.» Sans pour autant constituer une démarche égoïste, une psychothérapie nécessite un peu de temps, non pour agir mais pour réfléchir au sens et aux raisons de ses actions. «C’est une démarche d’interrogation sur soi à partir de l’expression de ses difficultés”, ajoute Roger Perron : “Elle ne nie pas l’environnement, mais aide à aborder ses conflits intérieurs.» «Par ailleurs, rencontrer un psy peut apporter quelque chose quand on tourne en rond”, poursuit-il : “C’est un professionnel avec qui on peut prendre le temps de parler.» On aura beau avoir beaucoup réfléchi seul, ce n’est pas pareil de le faire avec une tierce personne au cours d’une psychothérapie. «Empêtré dans ses difficultés, sans pouvoir en parler en profondeur à qui que ce soit, le dialogue avec soi-même se développe souvent de façon limitée. On fait alors les demandes et les réponses en conservant les mêmes postulats de départ.Cela revient souvent, insiste-t-il de nouveau, à adopter une posture où les difficultés sont toujours situées à l’extérieur. On incrimine ses parents. On évoque le conjoint qui vous quitte, les difficultés avec les enfants. On dénonce le réchauffement de la planète, la responsabilité du gouvernement ou des multinationales. Tout cela existe. Mais cette attitude peut aussi servir à escamoter, sur le versant intérieur, des questions que l’on devrait se poser à propos de soi. Entamer une psychothérapie peut contribuer à modifier ses postulats de départ.» Il ne s’agit pas de nier les faits, mais de faire la part des choses et de découvrir les origines, moins visibles et moins conscientes, de nos difficultés psychologiques. Refertes : - (1) Roger Perron est psychologue, psychanalyste, directeur de recherche au CNRS et auteur de 'Une psychanalyse, pourquoi ?' (cfr. : http://www.dunod.com/pages/ouvrages/ficheouvrage.asp?id=9782100493807 -). - (2) Choisir sa psychothérapie - Les écoles, les méthodes, les traitements - Daniel Widlöcher, Michel-Marie Cardine, Alain Braconnier, Bertrand Hanin - Ed. Odile Jacob Cfr. : http://www.amazon.fr/Choisir-psychoth%C3%A9rapie-%C3%A9coles-m%C3%A9thodes-traitements/dp/2738117007 -. Cfr. : http://www.medecines-douces.com/impatient/336sept06/manque_confiance.htm
Sophrologie : Tome 1. - Fondements et Méthodologie Patrick-André Chéné – Ed. : Ellebore (5e édition), 19-12-2008 – ISBN-10 : 2868989020 – ISBN-13 : 978-2868989024 Biographie de l'auteur L'auteur, le D' Patrick-André Chéné, est le directeur de l'Académie de Sophrologie Caycédienne de Paris, école déléguée de l'Université internationale Alfonso Caycedo. Docteur en médecine, gynécologue accoucheur, licencié en philosophie, il est l'auteur de plusieurs ouvrages sur l'obstétrique et la Sophrologie. Présentation de l'éditeur Sous l'impulsion de son créateur, le Pr Alfonso Caycedo, la Sophrologie a su s'imposer, en quelques années, comme l'une des démarches les plus efficaces, les plus originales et les plus performantes dans des domaines aussi variés que la médecine, le sport, la pédagogie, la gérontologie ou les difficultés existentielles. Science de la conscience, recherche des valeurs de l'existence, de l'harmonie, de l'équilibre, de la sérénité et de la sagesse, la Sophrologie améliore l'être humain en permettant l'union du corps et de l'esprit. C'est avec ses deux composantes fondamentales que l'homme peut se découvrir plus profondément. Ceci s'appelle la 'Corporalité' ou 'Vivance' du corps, ce corps trop souvent oublié par notre civilisation moderne. La pratique de la Sophrologie permet, avec des protocoles précis, d'activer les différents modes de la conscience pour en développer une nouvelle plus large, plus dynamique, pour transformer notre attitude face au monde. Elle met en osmose et en synergie les trois dimensions de l'homme, passé, présent et futur, réunifiant la personne dans ses trois dimensions. C'est une véritable révolution ontologique de notre personnalité, qui débouche sur une adaptation plus efficace face aux situations de notre vie. Explorant toutes les facettes de la Sophrologie, la cinquième édition de ce livre, entièrement réactualisée et restructurée, offre une explication de fond sur la démarche sophrologique et permet de comprendre ses origines et sa base philosophique : la phénoménologie existentielle. Cet ouvrage reprend l'ensemble des techniques fondamentales utilisées et introduit, ainsi, aux divers champs d'application et d'intervention de la Sophrologie Caycédienne. Pouvant servir de base aux études de Sophrologie, il permet, enfin, de s'initier à cette démarche en tant qu'art. Cfr. : http://www.amazon.fr/Sophrologie-Fondements-M%C3%A9thodologie-Patrick-Andr%C3%A9-Ch%C3%A9n%C3%A9/dp/2868989020
Sophrologie : Tome 2. - Sophrologie Champs d'application Patrick-André Chéné - Ed. Ellébore Livre, 01-04-2000 – ISBN-10 : 2868985831 – ISBN-13 : 978-2868985835 L'analyse des multiples applications de la sophrologie est l'objet de ce tome. En effet, la sophrologie étend son influence dans tous les domaines de l'activité humaine et les diplômes de l'Université sont décernés suivant la spécialité professionnelle du sophrologue. Ici, l'étude des applications est organisée autour de deux champs d'activités. Cfr. : http://www.amazon.fr/Sophrologie-dapplication-Docteur-Patrick-Henri-Ch%C3%A9n%C3%A9/dp/2868985831
Sophrologie pratique - A la portée de tous, et ses applications familiales André Daprey La Sophrologie s'appuyant sur une adaptation originale de la Relaxation, permet de prévenir et de traiter les stress, la nervosité, la dépression, les complexes et tous les maux psychosomatiques. André Daprey a choisi de mettre cette méthode à la portée de tous, qu'ils soient sophologues débutants ou amateurs ou, et surtout, parents soucieux de l'équilibre psychique et de la santé de leur famille. Il a étudié et développé, de façon simple et efficace, la technique applicable à chaque cas. André Daprey a été formé en France et aux USA. Il pratique et enseigne depuis de nombreuses années en France, en Belgique et au Canada, la Sophrologie transpersonnelle. C'est un livre que tout chef de famille se doit de posséder. Cfr. : http://www.sophronet.com/rubr_3_p1.htm
Syndrome de l'intestin irritable - Généralités Dr. Ph. Tournesac En avril 2003, l'Association des maladies gastro-intestinales fonctionnelles(AMGIF) déclarait : “Le syndrome de l'intestin irritable (SII) est l'une des maladies les moins bien comprises... ; On ne connaît pas la cause du SII, qui pour l'instant est incurable”. Pourtant, cette affection concerne 15 à 20 % de la population, elle représente plus d'un tiers des consultations, certaines statistiques ont évalué que les personnes concernées consultent environ six fois par an et qu'en moyenne cela occasionne quatorze jours d'arrêt de travail par an. On dépasse donc facilement les 1000 € de coût de traitement par an et par personne, soit 10 à 20 milliards de dépenses annuelles. Le syndrome de l'intestin irritable (SII), anciennement nommé syndrome du côlon irritable, n’est pas considéré comme une maladie proprement dite mais comme un trouble fonctionnel. Nous en sommes aujourd’hui à la 3e définition selon les critères internationaux appelés ROME. Les critères diagnostic appelés ROME III sont : douleurs abdominales récidivantes au moins trois jours par mois pendant au moins les trois derniers mois, ces douleurs étant soulagées par la défécation et s'accompagnant d'une modification du rythme des selles et de leur consistance. De nombreux autres symptômes peuvent accompagner les signes digestifs : maux de tête, fatigue, irritabilité, symptômes urinaires ou règles difficiles, dépression... L'examen clinique traditionnel palpation, percussion, auscultation est sensiblement normal. L’abdomen peut être ballonné et plus ou moins sensible à la palpation. Cet examen a surtout pour objectif d’éliminer une cause qui orienterait vers un diagnostic différent : hernie, appendicite, tumeur, atteinte vasculaire, cholécystite (inflammation de la vésicule biliaire)… Une des maladies les moins bien comprises À l'instar de la fibromyalgie ou du syndrome de fatigue chronique, les personnes ne répondant pas à l'ensemble des critères et chez lesquelles on ne peut pas mettre en évidence de maladie intestinale sont orphelines de diagnostic. Qu'elles se rassurent, la stratégie thérapeutique demeure valable. Ces critères diagnostic permettent surtout d'établir des protocoles de recherche dans une population dite homogène, ils ne doivent pas décourager le médecin traitant et le patient. Dans ce syndrome, on dit que l'intestin est hypersensible, puisque le passage du bol alimentaire (donc la distension des parois de l'intestin) entraîne des sensations douloureuses et des malaises. En fait, l'intestin n'est pas le seul à être hypersensible, on retrouve ce syndrome chez plus de 60 % des personnes souffrant de fibromyalgie contre seulement 14 à 25 % dans la population générale. Cette statistique dans la population générale correspond à l'estimation habituelle des personnes présentant un terrain spasmophile ou hypersensible (pour ceux qui sont allergiques au mot spasmophile). Chez certaines personnes, le syndrome de l'intestin irritable ne cause que de légers ennuis tandis qu'il est beaucoup plus sérieux pour d'autres. Les symptômes peuvent apparaître chaque jour, pendant une semaine ou un mois, puis disparaître ou encore persister toute la vie. On estime qu'un enfant d'âge scolaire sur neuf a une période de symptômes semblables à ceux du syndrome de l'intestin irritable chaque trimestre. Il ferait l’objet de 30 % à 50 % des consultations en gastroentérologie. Les hypothèses physiologiques Quels que soient la maladie ou le syndrome envisagés, les douleurs abdominales apparaissent à partir de quatre mécanismes : - Mécanique La distension d’un organe creux détermine une douleur. Il s’agit en général de douleur appelée colique à type de spasme, la douleur augmente progressivement et évolue par crise. Toute la tuyauterie située dans cette région peut occasionner ces douleurs : œsophage, estomac, duodénum, intestin grêle, colon, canal cholédoque qui conduit la bile du foie vers l’intestin, la vésicule biliaire, le canal de Wirsung qui conduit les secrétions du pancréas vers l’intestin, l’uretère qui conduit l’urine du rein à la vessie, la vessie, l’utérus et les trompes utérines. Lorsque l’on gonfle un ballonnet dans le gros intestin, on note des réactions cérébrales très différentes chez les personnes souffrant d’intestin irritable. - Inflammatoire L’inflammation d’un ou plusieurs éléments contenus dans l’abdomen entraîne la libération de molécules à l’origine de douleurs en raison de leur action sur le système nerveux local. L’inflammation est une réaction immunitaire du corps confronté à une agression : pénétration de molécules étrangères ou considérées comme telles, destruction de tissus. Une origine immunitaire-inflammatoire. De petites lésions inflammatoires au niveau de l'intestin seraient à l'origine de troubles de la motricité, de la sensibilité et d'une mauvaise tolérance alimentaire. - Ischémique L’obstruction d’une artère par un caillot provoque l’arrêt de la perfusion par le sang d’une zone tissulaire occasionnant une douleur aiguë. Cette obstruction peut être partielle ou complète entraînant des douleurs intermittentes ou provisoires. Comme le cœur, les muscles de la paroi intestinale ont besoin d’oxygène pour fonctionner, il arrive que des personnes âgées développent une artérite digestive provoquant des douleurs en période de digestion. Si on évoque une origine ischémique aux douleurs présentées par le patient, il ne s’agit plus d’un syndrome de l’intestin irritable. - Neurologique Il n’existe pas de douleurs sans système nerveux. Ce système intervient donc systématiquement dans la douleur. Toute altération du système nerveux sensitif depuis les petites ramifications au niveau des tissus jusqu’aux structures complexes du cerveau peut être à l’origine de douleurs. L’innervation de l’intestin est extrêmement développée. Ce système neurologique est autant sensible à la distension abdominale, qu’aux hormones fabriquées par l’intestin, qu’aux cytokines (molécules produites par le système immunitaire). Un trouble psychologique Dès que l’on aborde une situation difficile à traiter par le corps médical, on entend souvent la réponse : “c’est dans la tête”. Une étude anglaise publiée en 2003 chez des personnes souffrant de SII sévère démontrait que la psychothérapie seule (huit séances) ou la prise de paroxétine seule (antidépresseurs initialement commercialisés sous le nom de DEROXAT®) étaient plus efficaces et plus économiques que les traitements conventionnels antispasmodiques. De nombreux travaux ont démontré l’efficacité de l’hypnose souvent supérieure a beaucoup de traitements pour la prise en charge de cette affection. Dans la pratique, ces différentes causes se mélangent, ce qui complique le travail diagnostic et thérapeutique. L’aspect hormonal est peu évoqué. Pourtant, puisque cette affection se situe dans le cadre de l’hypersensibilité, cette hypothèse devrait être envisagée. Chez la femme, les symptômes s'accentuent souvent aux environs des règles. En dehors des douleurs qui le caractérisent, il s’y associe une modification du transit intestinal et une sensation de ballonnement. Certains attribuent la modification du transit à des phases de contraction et de relâchement des muscles intestinaux qui sont soit plus rapides, donnant lieu à des épisodes de diarrhées, soit plus lents et c’est la constipation. En fait, des contractions trop importantes peuvent provoquer une constipation et un relâchement être à l’origine de diarrhée. Ou bien une constipation traînante déclenchera des diarrhées plus ou moins continues des perturbations provoquées par cette constipation au niveau du côlon. Complications Le syndrome de l'intestin irritable ne cause pas de maladies inflammatoires graves de l'intestin comme la rectolite hémorragique et la maladie de Crohn et n'augmente pas le risque de cancer colorectal. Il peut gêner sérieusement les activités professionnelles et sociales, et appauvrir la qualité de vie. La diarrhée et la constipation peuvent provoquer ou aggraver les symptômes des hémorroïdes. À travers les modifications sociales et de comportement, il peut déboucher sur des dépressions et des troubles phobiques parfois graves. Personnes à risque Comme pour toutes les affections liées à l'hypersensibilité, les femmes sont deux à trois fois plus nombreuses à être atteintes du syndrome de l'intestin irritable que les hommes. Cette prédominance est attribuée aux variations hormonales. En occident, ce problème touche principalement la femme, mais en Afrique, les hommes sont atteints en fréquence égale, alors qu'en Inde la majorité des consultants sont de sexe masculin. Cfr. : http://www.medecines-douces.com/sante-integrative/intestin-irritable-0608.htm
The Content of Social Explanation Susan James - Cambridge University Press, April 2009 – ISBN-13 : 9780521103527 This is a study of the central questions of explanation in the social sciences and a defence of ‘holism’ against ‘individualism’. In the first half of the book Susan James sets out very clearly the philosophical background to this controversy. She locates its source not at the analytical level at which most of the debate is usually conducted but at a more fundamental, moral level, in different conceptions of the human individual. In the second half of the book she examines critically three case studies of holistic approaches - Althusser, Poulantzas and the Annales historians - and progressively refines our sense of the strengths and deficiencies of their programmes. She ends by arguing for a form of concessive holism, which offers some accommodation to liberal conceptions of individual autonomy but continues to emphasise the explanatory importance of social regularities and environments. Contents Part I. Theory : two views of holism: 1. The legacy of analytical philosophy; 2. Holism and reduction; 3. Holism and causal explanation; Part II. Practice : holism in social explanation : 4. Absolute holism and its framework: Althusser; 5. The framework applied: Poulantzas; 6. Concessive holism and interests : the Annales school; Conclusion. Cfr. : http://www.cambridge.org/us/catalogue/catalogue.asp?isbn=9780521103527